Artikel 1

De spijkerbanden mogen gebruikt worden van 1 november tot 31 maart.

Artikel 2

Mogen alleen met spijkerbanden worden uitgerust, de auto's waarvan het hoogste toegelaten gewicht niet meer bedraagt dan 3,5 ton en de aan deze voertuigen gekoppelde aanhangwagens.

Deze gewichtsbeperking geldt niet voor de prioritaire voertuigen, de voertuigen die gebruikt worden voor het berijdbaar houden van de wegen in de winter, de takelwagens en evenmin voor de minibussen, autobussen en autocars.

Artikel 3

De spijker mogen slechts gemonteerd worden op banden met radiale structuur. Ze moeten één enkele punt hebben en hun diameter mag aan de basis niet meer dan 7 millimeter bedragen; een tolerantie van 0,5 millimeter wordt toegestaan.

Het aantal spijkers mag niet meer bedragen dan 110 voor de banden met een diameter van minder dan 13 duim en 130 voor die met een diameter van 13 duim of meer.

Artikel 4

Wanneer op een voertuig spijkerbanden gemonteerd worden, moeten al de wielen ervan voorzien worden. Voor de voertuigen voor traag vervoer volstaat het evenwel dat de banden gemonteerd op dezelfde as, van dezelfde aard zijn, hetzij met hetzij zonder spijkers.

In het geval van tweelingbanden volstaat het dat één van de twee banden voorzien is van spijkers; de spijkerbanden dienen in dat geval gemonteerd te worden symmetrisch ten opzichte van de lengteas van het voertuig.

Aan hetzelfde voertuig mag geen band een aantal spijkers hebben dat meer dan 20 pct. lager ligt dan het aantal van de band die het grootste aantal spijkers heeft.

Artikel 5

Een aanhangwagen, gekoppeld aan een met spijkerbanden uitgerust voertuig, moet er eveneens mee uitgerust worden, behalve wanneer het een aanhangwagen betreft, die gekoppeld is aan een voertuig voor traag vervoer, of een aanhangwagen waarvan het hoogste toegelaten gewicht niet meer bedraagt dan 500 kg.

Aan een sleep die uitgerust is met spijkerbanden, mag geen band een aantal spijkers hebben dat meer dan 30 pct. lager ligt dan het aantal van de band die het hoogste aantal spijkers heeft.

Artikel 6

Onverminderd de bepalingen die lagere snelheidsbeperkingen opleggen, wordt de snelheid van de met spijkerbanden uitgeruste voertuigen beperkt :

tot 90 km per uur op de autosnelwegen en de openbare wegen verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor iedere rijrichting;

tot 60 km per uur op de andere openbare wegen.

Dit artikel geldt niet voor de prioritaire voertuigen.

Artikel 7

Een snelheidsplaat die " 60 km " vermeldt, moet aangebracht worden op een zichtbare plaats, aan de achterzijde van de met spijkerbanden uitgeruste voertuigen en van de aanhangwagens zonder spijkerbanden gekoppeld aan een met spijkerbanden uitgerust voertuig.

Deze snelheidsplaat moet het verkeersbord C 43 afbeelden. De schijf moet een middellijn hebben van 0,21 m; de rode boord moet 0,03 m breed zijn; de cijfers zijn 0,07 m hoog, 0,045 m breed en de trekken ervan 0,01 m dik. De rode rand van de schijf moet van reflecterende produkten voorzien zijn.

De snelheidsplaat moet weggenomen worden wanneer het voertuig wordt gebruikt zonder spijkerbanden.

Dit artikel geldt niet voor de prioritaire voertuigen, de voertuigen voor traag vervoer en evenmin voor de aanhangwagens die aan deze voertuigen gekoppeld zijn.

Artikel 8

De spijkerbanden die aangeschaft werden voor 1 mei 1976 en die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van artikel 3 mogen gebruikt worden tot 31 maart 1981.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.