TITEL 1. — Vakbekwaamheid

HOOFDSTUK 1. — Cursussen van vakbekwaamheid

Artikel 1. Het inschrijvingsgeld voor de cursussen ter voorbereiding van het examen van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 13 van de wet van 15 juli 2013 betreffende het reizigersvervoer over de weg en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van verordening (EG) nr. 561/2006, hierna genoemd “de wet”, met inbegrip van de handboeken, bedraagt ten hoogste 1.875 euro.

Onverminderd het bepaalde in het derde en het vierde lid, moet het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid worden overgeschreven op de rekening van een op grond van artikel 13 van de wet erkende opleidingsinstelling; die overschrijving moet bij de ontvangst van de door deze opleidingsinstelling toegezonden factuur gebeuren en is slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht, ten belope van 60 procent.

Het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de volgende formule : basisinschrijvingsgeld vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.

Voor de toepassing van het derde lid wordt onder “basisinschrijvingsgeld” verstaan het bedrag van het inschrijvingsgeld bedoeld in het eerste lid, onder ”nieuw indexcijfer” het gezondheidsindexcijfer van de maand die aan de aanpassing van het inschrijvingsgeld voorafgaat en onder ”aanvangsindexcijfer”, het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2013.

HOOFDSTUK 2. — Examen van vakbekwaamheid

Afdeling 1. — Examencommissie

Art. 2. De examencommissie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet bestaat uit een voorzitter en een ondervoorzitter, beiden magistraat of professor van het hoger onderwijs of ambtenaar van ten minste rang A4, alsmede uit ten minste vier assessoren, die aangewezen worden wegens hun bijzondere bekwaamheid.

De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij verhindering van deze laatste.

Een ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg wordt tot secretaris van de examencommissie aangesteld door de leidend ambtenaar van dit bestuur. De secretaris heeft raadgevende stem.

Van de examencommissie kunnen geen lid zijn :

1° de personen die het beroep van ondernemer van reizigersvervoer over de weg uitoefenen, de personen die tewerkgesteld zijn in een onderneming van reizigersvervoer over de weg en zij die er een mandaat uitoefenen;

2° de personeelsleden van de beroepsorganisaties van de in 1° bedoelde sector.

Art. 3. § 1. De voorzitter van de examencommissie bepaalt voor elk onderwerp of elke groep van onderwerpen de duur van de schriftelijke proef van het examen.

§ 2. De leden van de examencommissie die in plenaire zitting samenkomen, beraadslagen slechts rechtsgeldig indien ten minste de helft van de leden aanwezig is.

De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of de ondervoorzitter van de examencommissie of, bij hun afwezigheid, door een assessor aangesteld door de aanwezige leden.

De beslissingen van de examencommissie worden genomen bij meerderheid van stemmen; bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend.

Afdeling 2. — Inhoud en frequentie van de examens — Weging van de punten

Art. 4. De weging van de punten tussen de verschillende onderdelen van het examen wordt als volgt vastgesteld :

1° voor het onderdeel van de schriftelijke proef dat uit vragen over de theorie bestaat : 30 % van het totaal van de toe te kennen punten;

2° voor het onderdeel van de schriftelijke proef dat uit oefeningen betreffende casestudies bestaat : 30 % van het totaal van de toe te kennen punten;

3° voor de mondelinge proef : 40 % van het totaal van de toe te kennen punten.

Art. 5. De examenzittingen vinden plaats volgens de noodwendigheden en ten minste eenmaal per jaar.

Afdeling 3. — Voorafgaande formaliteiten van de examens

Art. 6. De examenzittingen worden minstens één maand vóór de datum waarop ze zullen plaatsvinden aangekondigd in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7. § 1. De kandidaten zenden een aanvraag tot inschrijving aan de VZW Instituut wegTransport en Logistiek België. Deze aanvraag dient binnen de in de examenaankondiging gestelde termijn te geschieden door middel van een formulier dat wordt afgegeven door de secretaris van de examencommissie.

Het inschrijvingsgeld voor het examen bedraagt 345 euro. Onverminderd het bepaalde in het derde en het vierde lid moet dit bedrag worden overgeschreven op de rekening van de VZW Instituut wegTransport en Logistiek België bij ontvangst van de door deze instelling toegezonden factuur en is dit bedrag slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht, ten belope van 85 procent.

Het inschrijvingsgeld bedoeld in het tweede lid wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de volgende formule : basisinschrijvingsgeld vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.

Voor de toepassing van het derde lid wordt onder “basisinschrijvingsgeld” verstaan het bedrag van het inschrijvingsgeld bedoeld in het tweede lid, onder ”nieuw indexcijfer” het gezondheidsindexcijfer van de maand december die aan de aanpassing van het inschrijvingsgeld voorafgaat en onder “aanvangsindexcijfer”, het gezondheidsindexcijfer van de maand december 2013.

§ 2. De houders van de in de tabel van de bijlage vermelde erkende kwalificaties van het hoger of technisch onderwijs worden vrijgesteld van het examen over de in de bijlage I, deel I, van de verordening (EG) nr. 1071/2009 bedoelde onderwerpen die in de tabel worden aangegeven.

De kandidaten die een vrijstelling van examen zoals bedoeld in het eerste lid inroepen, voegen een afschrift van hun diploma bij hun aanvraag.

Art. 8. Bij het verstrijken van de termijn bepaald voor het indienen van de aanvragen tot inschrijving, sluit de secretaris van de examencommissie de lijst van de kandidaten af en roept hen op voor het examen. Bij de oproepingsbrief wordt een exemplaar van het door de examencommissie aangenomen examenreglement gevoegd.

Art. 9. Na bij de leden van de examencommissie elk nuttig advies te hebben ingewonnen, stelt de voorzitter van de examencommissie de vragen van de schriftelijke proef vast en bepaalt, rekening houdend met de bepalingen van artikel 4, het respectieve belang van zowel de schriftelijke als de mondelinge onderwerpen of groepen van onderwerpen.

Art. 10. Zo laat mogelijk vóór de schriftelijke proef wordt de vragenlijst, door toedoen van de secretaris van de examencommissie, afgedrukt in het aantal nodig geachte exemplaren. De exemplaren worden onder verzegelde omslag geplaatst en veilig weggeborgen.

De examens worden afgenomen in het Nederlands, in het Frans of in het Duits, volgens de taal die de kandidaat in zijn aanvraag heeft vermeld.

De kandidaat die geslaagd is voor de schriftelijke proef van een examenzitting en die zich niet aanmeldt voor de mondelinge proef van dezelfde zitting, of die voor deze mondelinge proef niet slaagt, wordt enkel voor de volgende twee zittingen van de schriftelijke proef vrijgesteld en dat op schriftelijke aanvraag gericht aan de secretaris van de examencommissie.

Afdeling 4. — Tucht tijdens de examenzittingen

Art. 11. Het toezicht tijdens de examenzittingen wordt uitgeoefend door de voorzitter van de examencommissie of door de personen die hij daartoe aanwijst.

Art. 12. § 1. De kandidaten die zich aanmelden voor de schriftelijke proef moeten de genummerde plaats innemen die hen in de oproepingsbrief werd aangewezen.

Een surveillant vergelijkt de oproepingsbrief met de identiteitskaart van de kandidaat.

Iedere kandidaat ontvangt examenbundels waarop het nummer staat dat hem werd toegekend in de oproepingsbrief.

§ 2. De omslag met de exemplaren van de vragenlijst wordt geopend door de secretaris van de examencommissie of door een surveillant die hij daartoe aanwijst, in het bijzijn van twee getuigen die niet tot de examencommissie behoren.

§ 3. De surveillanten staan in voor de orde in de examenzaal. Zij mogen geen uitleg aan de kandidaten geven. Wanneer hen daarom wordt gevraagd, waarschuwen zij de secretaris van de examencommissie of zijn vertegenwoordiger.

§ 4. De kandidaten die de orde verstoren, bedrog plegen of trachten te plegen, worden door de secretaris van de examencommissie of zijn vertegenwoordiger uitgesloten.

De kandidaten mogen tijdens het examen, op straffe van onmiddellijke uitsluiting, geen ander dan het hun gegeven papier gebruiken, niet met elkaar of met de buitenwereld communiceren en geen nota’s, boeken of elektronische gegevensdragers raadplegen buiten de eventueel toegelaten documentatie.

Wie nota’s, boeken, informatica- of telecommunicatieapparatuur bij zich heeft, moet die voor de aanvang van het examen overhandigen aan de secretaris van de examencommissie of aan zijn vertegenwoordiger.

§ 5. De kandidaten mogen de examenzaal slechts verlaten na het in de oproepingsbrief vermelde tijdstip.

Vanaf dat ogenblik mag geen enkele kandidaat nog tot de examenzaal worden toegelaten.

§ 6. De kandidaten mogen de examenzaal slechts verlaten na overhandiging van hun examenbundels aan de hiertoe aangewezen surveillant.

De oproepingsbrief of een ander passend document wordt dan afgestempeld.

§ 7. Als de schriftelijke proef afgelopen is, worden de examenbundels van de kandidaten onder verzegelde omslag geplaatst door een surveillant of door de secretaris van de examencommissie en door deze laatste veilig weggeborgen.

§ 8. De bepalingen van dit artikel gelden voor de schriftelijke proef.

Art. 13. Voor de mondelinge proef worden de kandidaten gegroepeerd volgens de taal van het examen en worden zij opgeroepen in de volgorde bepaald door de voorzitter van de examencommissie.

Afdeling 5. — Toekenning van de beoordelingscijfers

Art. 14. § 1. De beide onderdelen van de schriftelijke proef worden elk beoordeeld op 60 punten.

De mondelinge proef wordt beoordeeld op 80 punten.

Voor elk onderwerp of elke groep van onderwerpen wordt het beoordelingscijfer uitgedrukt in een geheel getal van 0 tot 20.

§ 2. Wat de schriftelijke proef betreft, noteren de verbeteraars op de examenbundels, in de marge naast de antwoorden, het toegekende cijfer gevolgd door hun paraaf.

§ 3. Voor een onderwerp dat deel uitmaakt van de schriftelijke proef waarvoor vrijstelling van examen bekomen werd, wordt een beoordelingscijfer van 14 op 20 toegekend.

Indien de schriftelijke proef over een onderwerp waarvoor vrijstelling van examen werd bekomen uit twee onderdelen bestaat overeenkomstig bijlage I, deel II, eerste lid, a), van de verordening (EG) nr. 1071/2009, wordt voor elk onderdeel 70 % van het maximaal aantal te behalen punten toegekend.

§ 4. Wat de mondelinge proef betreft, worden de examinatoren in het bezit gesteld van een lijst van de kandidaten.

Naast de naam van elke kandidaat duiden zij het toegekende cijfer aan en ondertekenen zij de lijst.

§ 5. De cijfers worden meegedeeld aan de secretaris van de examencommissie, die ze voorlegt aan de voorzitter van de examencommissie met het oog op de deliberatie van deze commissie.

§ 6. Het proces-verbaal met de naam van de kandidaten en de behaalde cijfers wordt opgemaakt door de secretaris van de examencommissie en ondertekend door de voorzitter van de examencommissie.

Afdeling 6. — Resultaten van de examens

Art. 15. De kandidaten worden door de secretaris van de examencommissie schriftelijk ingelicht over de cijfers die zij behaald hebben voor de beide onderdelen van de schriftelijke proef en voor de mondelinge proef. De kandidaten worden door de secretaris van de examencommissie tegelijkertijd ingelicht over de cijfers die zij behaalden voor elk onderwerp of voor elke groep van onderwerpen waarover zij werden ondervraagd en over het percentage van de voor het geheel van de onderwerpen behaalde cijfers.

De in het eerste lid bedoelde mededeling maakt tevens melding van de beroepsmogelijkheid tegen de beslissing van de examencommissie.

TITEL 2. — Vervoersmanager

Art. 16. De onderneming die een nieuwe vervoersmanager aanwijst nadat één van de gebeurtenissen bepaald in artikel 32, §§ 1 en 3 en 33, van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het reizigersvervoer over de weg, hierna genoemd “het koninklijk besluit”, heeft plaatsgevonden, doet dat door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Het formulier wordt, vergezeld van de erin vermelde documenten of bewijsstukken, gezonden naar de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg.

Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer of door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon, alsook door de nieuwe vervoersmanager.

TITEL 3. — Communautaire vergunningen

HOOFDSTUK 1. — Aanvraag van een communautaire vergunning

Art. 17. De communautaire vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet moet worden aangevraagd, of worden heraangevraagd na intrekking, door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Het formulier wordt, vergezeld van de erin vermelde documenten of bewijsstukken, gezonden naar de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg.

Het in het eerste lid bedoelde formulier moet worden ondertekend door de vervoerondernemer of door het bevoegde orgaan van de rechtspersoon, alsook door de vervoersmanager.

HOOFDSTUK 2. — Bijkomend voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een communautaire vergunning

Art. 18. De aanvraag tot het verkrijgen van een bijkomend voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een communautaire vergunning moet vergezeld gaan van het bewijs van financiële draagkracht bedoeld in artikel 34 of 35 van het koninklijk besluit.

HOOFDSTUK 3. — Vervanging van een communautaire vergunning

Art. 19. § 1. De onderneming die houdster is van een communautaire vergunning moet onmiddellijk bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg de vervanging vragen van het origineel en van elk voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze vergunning dat beschadigd is of waarvan de vermeldingen onleesbaar zijn geworden of onjuist zijn geworden tengevolge van een wijziging van de naam, de rechtsvorm of het adres van de onderneming.

Behoudens in geval van beschadiging of onleesbaarheid, wordt de in het eerste lid bedoelde vervanging aangevraagd door middel van het formulier dat verkrijgbaar is bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg of op de website www.mobilit.belgium.be. Dit formulier moet worden ondertekend door de vervoersmanager van de onderneming en moet worden ingezonden samen met de erin vermelde documenten en bewijsstukken.

§ 2. Wanneer de vermeldingen op het origineel of op één of meer voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de communautaire vergunning onjuist zijn geworden, moet de aanvraag om vervanging ervan de betrokken wijziging vermelden.

HOOFDSTUK 4. — Duplicaat van een communautaire vergunning

Art. 20. In geval van verlies of diefstal van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een communautaire vergunning, kan de onderneming een duplicaat van dat origineel of van dat afschrift aanvragen bij de administratieve dienst die bevoegd is voor het reizigersvervoer over de weg.

De aanvraag tot het verkrijgen van een duplicaat van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een in het eerste lid bedoelde vergunning moet vergezeld gaan van een attest van de bevoegde politiedienst als bewijs van aangifte van verlies of diefstal van het origineel of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de communautaire vergunning.

TITEL 4. — Het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg

Art. 21. De voorzitter van het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg bedoeld in artikel 39 van de wet is de leidend ambtenaar van het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg.

Art. 22. De voorzitter roept het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg bijeen, stelt de agenda vast en leidt de werkzaamheden.

De voorzitter kan elke persoon wiens advies hij wenst in te winnen, raadplegen, voor de vergaderingen van het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg oproepen of bij zijn werkzaamheden betrekken.

Art. 23. Het secretariaat van het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg wordt verzekerd door het bestuur dat bevoegd is voor het vervoer over de weg.

Art. 24. De deelneming aan de werkzaamheden van het Overlegcomité reizigersvervoer over de weg wordt niet vergoed.

TITEL 5. — Opheffings- en slotbepalingen

Art. 25. Worden opgeheven :

1° het ministerieel besluit van 15 januari 1975 betreffende het gebruik van reisbladen voor autocars;

2° het ministerieel besluit van 30 augustus 1985 houdende oprichting van subcomités in de schoot van het Comité van advies voor de personenvervoerdiensten over de weg;

3° het ministerieel besluit van 25 maart 1986 tot vaststelling van de voorwaarden inzake kwaliteit, waaraan de voertuigen gebruikt voor ongeregeld bezoldigd vervoer van personen moeten voldoen;

4° het ministerieel besluit van 21 april 2007 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 7 april 2010.

Art. 26. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2014.

Bijlage

KWALIFICATIES ONDERWERPEN
  A B C D E F G H
Bachelor/master in de rechten x x x x        
Bachelor/master in de economische wetenschappen, de toegepaste economische wetenschappen, de handelswetenschappen of handelsingenieur   x x x x      
Master in de economie, het recht en de bedrijfskunde x x x x x      
Bachelor in het bedrijfsmanagement/accountancy en fiscaliteit x x x x x      
Bachelor in het bedrijfsmanagement/rechtspraktijk x x x x        
Master of science in de accountancy en het revisoraat x x x x x      
Gegradueerde in het boekhouden x x x x x      
Gegradueerde in de fiscale wetenschappen x x x x x      
  1. Burgerlijk recht
  2. Handelsrecht
  3. Sociaal recht
  4. Belastingrecht
  5. Commercieel en financieel beheer van de onderneming
  6. Toegang tot de markt
  7. Technische normen en exploitatie
  8. Verkeersveiligheid