De invoering van de Code van de openbare weg (hierna COW genoemd) heeft gevolgen voor elk type weggebruiker. In dit document proberen we een zo volledig mogelijk overzicht te bieden van wat er allemaal verandert voor fietsers. De nieuwe regels worden hieronder in vet weergegeven.
De term ‘fiets’ of ‘fietser’ (de bestuurder van een fiets) is alleen van toepassing op fietsen met een maximale breedte van 1 meter. Driewielers en vierwielers tot 1 m breed worden op dezelfde manier behandeld als fietsen.
De term ‘rijwiel’ of ‘rijwielbestuurder’ is van toepassing op alle fietsen, driewielers en vierwielers, ongeacht hun breedte.
Dit onderscheid is vooral nuttig voor het gebruik van fietspaden en voor tegenliggend verkeer in eenrichtingsstraten, dat kan worden toegestaan voor fietsen (en dus ook voor drie- of vierwielige rijwielen tot 1 m breed), maar niet voor rijwielen breder dan 1 m.
De aanwezigheid van een hulpmotor met een vermogen van maximaal 250 W verandert niets aan de categorisering.
Een gemotoriseerd rijwiel, dat is een rijwiel met een hulpmotor met een vermogen tussen 250 W en 1 kW, is niet langer een aparte voertuigcategorie maar een subcategorie van de rijwielen.
Net als bij elektrische fietsen stopt de trapondersteuning op gemotoriseerde rijwielen wanneer de snelheid van 25 km/u wordt bereikt.
De minimumleeftijd van 16 jaar voor het besturen van gemotoriseerde rijwielen is afgeschaft, zodat dezelfde regels gelden als voor andere rijwielen.
Er is geen apart technisch reglement voor fietsen en andere rijwielen, in plaats daarvan staan de voorschriften voor hun uitrusting in de COW. In principe moeten fietsen en andere rijwielen uitgerust zijn met een voorlicht, achterlicht en een aantal reflectoren (vooraan, achteraan, op de pedalen en op de wielen). Echter, wanneer ermee gereden wordt tussen het aanbreken van de dag en het vallen van de avond en in alle omstandigheden wanneer het mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 m, zijn de reflectoren vooraan en achteraan, de reflectoren op de pedalen en de zijdelingse signalisatie niet verplicht. Deze uitzondering gold vroeger enkel voor bepaalde soorten fietsen, voortaan geldt deze voor alle soorten fietsen en rijwielen.
Fietsers moeten, waar mogelijk, gebruikmaken van de hieronder beschreven delen van de openbare weg:
Bij gebrek aan deze voorzieningen moeten zij rechts in de gevolgde rijrichting gebruik maken van:
Fietsers zijn dus niet verplicht om het fietspad te gebruiken indien het oppervlak ongeschikt is (als gevolg van begroeiing, modder, beschadiging, enz.) en daardoor als gevaarlijk kan worden beschouwd.
Het verkeersbord D13 in combinatie met het extra bord M41b-P.2 laat fietsers toe om daar te rijden op voorwaarde dat ze voorrang geven aan de voetgangers.
Fietsers mogen het fietspad en het gedeelte van de openbare weg aangegeven met borden D9 of D11 of de zijdelingse strook verlaten om van richting te veranderen of om in te halen.
Fietsers jonger dan twaalf jaar (in plaats van tien jaar) mogen altijd het trottoir en de verhoogde berm gebruiken.
In een fietszone, speelstraat en een schoolstraat mogen bestuurders van rijwielen de volle breedte van de rijbaan gebruiken als deze alleen mag gebruikt worden in hun rijrichting en de halve breedte aan de rechterkant als deze in beide rijrichtingen mag gebruikt worden.
Bestuurders van rijwielen mogen de volledige breedte van de rijbaan gebruiken op een voorbehouden weg, in een voetgangerszone en in een erf.
Bestuurders van rijwielen die in tegengestelde richting van het verkeer in een fietszone, een speelstraat, een schoolstraat, een voetgangerszone, een voorbehouden weg of een erf rijden, moeten zoveel mogelijk rechts houden.
Fietsers zijn toegelaten tot voetgangerszones tenzij borden dit verbieden.
Behalve waar de toegestane snelheid hoger is dan 50 km/u, hebben bestuurders van ligfietsen en gemotoriseerde fietsen met een maximale breedte van 1 m de keuze tussen het fietspad, het deel van de openbare weg dat wordt aangegeven door het bord D9, de zijdelingse strook, het deel van de openbare weg dat wordt aangegeven door het bord D11 en de rijbaan.
Het niet-verplichte fietspad is een nieuw concept. Het is een nieuw deel van de openbare weg, aangegeven met bord R12. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld snellere fietsers gebruikmaken van de rijbaan, terwijl langzamere fietsers, zoals gezinnen, gebruik kunnen maken van het niet-verplichte fietspad.
Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen rotondes zonder en met rijstroken.
Rotondes zonder rijstroken
Zowel bij het naderen van dit type rotondes als op de rotonde zelf zijn fietsers niet verplicht om zo dicht mogelijk langs de rechterkant van de rijbaan te rijden.
Rotondes met meer dan één rijstrook
Wie de rotonde verlaat bij de eerste afrit, moet zowel bij het naderen van de rotonde als op de rotonde zelf de rechter rijstrook gebruiken. Wie de rotonde bij een verdere afrit verlaat, mag zowel bij het naderen van de rotonde als op de rotonde zelf een rijstrook kiezen. De bestuurder die op een andere dan de rechter rijstrook rijdt, mag zich pas na de eerste afrit naar de rechter rijstrook op de rotonde begeven.
In het Vlaams Gewest zal er nog maar stapvoets gereden mogen worden in erven. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in het Waals Gewest blijft de snelheidslimiet er 20 km/u.
In het Waals Gewest geldt een snelheidslimiet van 30 km/u op de delen van de openbare weg aangeduid door de verkeersborden D9, D11 of R12.
Als fietsers zich op een gedeelte van de openbare weg bevinden dat voor hen bestemd is of dat zij verplicht zijn te volgen, en daarop sneller rijden dan voertuigen die zich op een ander gedeelte van de openbare weg bevinden, dan wordt dat niet als inhalen beschouwd.
Ook het voorbijrijden van voertuigen die stoppen of traag rijden wordt niet als inhalen beschouwd.
De afstand tussen een rijdend voertuig en een voetganger moet binnen de bebouwde kom ten minste 1m en buiten de bebouwde kom ten minste 1,5m bedragen, ongeacht of men ze voorbijrijdt of kruist, zelfs wanneer de voetgangers zich niet op de rijbaan bevinden, zoals op een smal voetpad.
Indien deze minimumafstand niet kan worden nageleefd, moet de bestuurder vertragen om de voetganger voorbij te rijden en zo nodig moet hij stoppen. In het Vlaams Gewest mag de voetganger slechts stapvoets voorbijgereden worden.
Op de rijbaan mogen fietsers – rechts of tussen rijstroken – voertuigen die stilstaan of langzaam rijden, voorbijrijden.
Dit wordt niet beschouwd als inhalen.
Fietsers die een fietsaanhangwagen trekken zijn niet langer verplicht om achter elkaar te rijden.
In de Code van de openbare weg zijn de regels voor groepen van weggebruikers gebundeld en geharmoniseerd, en dit geldt ook voor fietsers.
Wie een groep fietsers of andere groepen weggebruikers begeleidt, heet voortaan ‘signaalgever’.
Fietsers die in groepen van minstens tien personen rijden, zijn niet verplicht gebruik te maken van fietspaden, de delen van de openbare weg gemarkeerd met de borden D9 of D11 of de zijstroken, en mogen altijd met z'n tweeën naast elkaar op de rijbaan rijden als ze bij elkaar blijven.
Fietsers die met z'n tweeën naast elkaar rijden, mogen alleen de rechterrijstrook gebruiken. Als de rijbaan niet in rijstroken is verdeeld, mogen ze niet meer plaats innemen dan één rijstrook en in geen geval meer dan de helft van de rijbaan.
De begeleidende voertuigen moeten het bord V5 voeren.
Voertuigen die groepen fietsers begeleiden worden toegevoegd aan de categorieën van voertuigen die toegang hebben tot het plaatselijk verkeer.
Op een rijwiel moeten kinderen jonger dan drie jaar worden vervoerd in een zitje dat ten minste is voorzien van een gordel, voetsteunen en een rugleuning.
Kinderen jonger dan drie jaar mogen niet worden vervoerd op toestellen die zijn uitgerust met een wiel, pedalen en een vast stuur, bevestigd is aan een fiets en ontworpen is om één of twee kinderen te vervoeren (een aanhangfiets).
Om passagiers te kunnen vervoeren in een fietsaanhangwagen, moet deze uitgerust zijn met zitplaatsen die voldoende bescherming bieden voor de handen, de voeten en de rug.
De amazonepositie is ook verboden op rijwielen (en niet alleen op fietsen).
Waar het verkeer wordt geregeld door verkeerslichten met het silhouet van een fiets omgeven door pijlen, mogen fietsers de rijbaan diagonaal oversteken.
Op voetpaden en in bermen moeten rijwielen met een breedte van maximaal één meter zo worden geparkeerd dat er een begaanbare ruimte van minstens 1,5 meter overblijft, zodat ze het voetgangersverkeer niet hinderen.
Fietsers mogen niet stilstaan of hun rijwiel parkeren op blindegeleidetegels (tegels die gebruikt worden om slechtzienden te geleiden, bijvoorbeeld naar een zebrapad).
Zichtbaarheid en contrast
De rode randen en rode diagonale balken zijn omgeven door een witte rand om het bord beter zichtbaar en leesbaar te maken.
Alle onderborden hebben een zwart opschrift en een zwarte rand op een witte achtergrond.
Symbolen
De symbolen die weggebruikers en voertuigen voorstellen zijn eenvoudiger en moderner.
Er is een symbool voorzien voor bakfietsen.
Er is een symbool voorzien voor deelfietsen.
Hiermee kan bijvoorbeeld een parkeerplaats voorbehouden worden voor bakfietsen of deelfietsen.
Gebodsborden
Voor elk bord dat gebruikers verplicht om een specifiek deel van de openbare weg te gebruiken (zoals een bord dat een fietspad aangeeft), is een eindbord voorzien. (D8, D10, D12, D14, D16)
Verkeersborden met bijzondere voorschriften
Deze borden begrenzen een gebied waar een of meer specifieke regels gelden (inzake snelheid, parkeren, inhalen, enz.):
Op de borden “Voorbehouden weg”, “Voetgangerszone”, Fietszone” en “Erf” kan de wegbeheerder eventueel de maximumsnelheid in de zone aangeven. Deze kan immers van gewest tot gewest verschillen.
Aangezien deze borden een gereglementeerd geografisch gebied bestrijken waar verschillende specifieke regels van toepassing kunnen zijn (inzake snelheid, parkeren, inhalen, plaats op de openbare weg, …), zal een bord altijd het einde van de zone aangeven.
Tijdelijke oranje-gele markeringen of oranje-gele lichtspijkers kunnen witte wegmarkeringen tijdens wegwerkzaamheden vervangen. De oranje-gele kleur kan worden gebruikt voor alle soorten tijdelijke markeringen (rijstroken, zebrapaden, fietspaden, enz.) tijdens wegwerkzaamheden.
Met eventuele witte wegmarkeringen die zich daar in de buurt van bevinden moet geen rekening meer worden gehouden.