Deze wet is opgeheven voor wat betreft het Waals Gewest.
Artikel 1

Het gemeenschappelijk vervoer van leerlingen van de inrichtingen voor bewaarschool-, lager, middelbaar, normaal-, technisch en kunstonderwijs, al dan niet tegen rechtstreekse of onrechtstreekse vergoeding, en verricht door middel van een motorvoertuig of van enig ander door afzonderlijke mechanische kracht voortbewogen voertuig, met meer dan zes plaatsen, zonder die van de bestuurder, wordt onderworpen aan de regeling die voor de bijzondere autobusdiensten bepaald is bij de besluitwet van 30 december 1946, houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen.

Artikel 2

De beslissingen van de Minister tot wiens bevoegdheid het Verkeerswezen behoort, worden genomen op het met redenen omkleed advies van een Commissie, waarvan de Koning de samenstelling en de werkwijze bepaalt.

Het advies van de Commissie wordt overgemaakt aan de Minister van Verkeerswezen door bemiddeling en met het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de Nationale Opvoeding en Cultuur behoren.

Indien de Minister van Verkeerswezen zich niet aansluit bij het advies van de Ministers tot wier bevoegdheid de Nationale Opvoeding en Cultuur behoren, dan wordt de kwestie onderworpen aan de in raad vergaderde Ministers.

Artikel 3

De machtiging wordt verleend voor een duur van ten hoogste één schooljaar. De machtiging kan worden geweigerd in één van de volgende gevallen :

indien de leerlingen die van het gemeenschappelijk vervoer gebruik maken daarvoor betalen volgens een tarief dat verschilt van dat van de Nationale Maatschappij voor buurtspoorwegen;

indien het traject reeds op voldoende wijze wordt bediend door een openbare vervoermaatschappij middels, in voorkomend geval, een aanpassing van het traject, voor zover hieruit geen meeruitgave voortvloeit ten laste van de Rijksbegroting.

De machtiging wordt ambtshalve ingetrokken indien het toegepaste tarief lager is dan dat van de Nationale Maatschappij voor buurtspoorwegen.

Artikel 4

In artikel 11 van de besluitwet van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen worden de woorden : " De leerlingen van sommige onderwijsinrichtingen " geschrapt.

Artikel 5

De machtigingen, verleend vóór 1 januari 1987, vervallen op 30 juni 1987.