Titel I: Inleidende bepalingen

Artikel 2. Bepalingen

Voor de toepassing van de bepalingen van dit reglement wordt verstaan onder :

2.34. "Weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs" : een openbare weg of een deel van de openbare weg waarvan het begin aangeduid is met het verkeersbord F99a of F99b en het einde met het verkeersbord F101a of F101b.

F99a F99a F101a F101a

F99b F99b F101b F101b

2.35. "Voetgangerszone" : een of meer openbare wegen waarvan de toegang aangeduid is met het verkeersbord F103 en de uitgang met het verkeersbord F105.

F103 F103 F105 F105

2.46. "Voetganger" : een persoon die zich te voet verplaatst. De personen die een kruiwagen, een kinderwagen, een rolstoel of enig ander voertuig zonder motor dat geen bredere dan de voor de voetgangers vereiste ruimte nodig heeft, aan de hand leiden en de personen die een fiets, een gemotoriseerd rijwiel of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden, worden gelijkgesteld met voetgangers.

Zie ook artikel 42 (Voetgangers)

2.71. middenrijbaan: deel van de openbare weg afgebakend door de wegmarkeringen bedoeld in artikel 75.3 die aan beide kanten de denkbeeldige rand van de rijbaan aanduiden.

2.72. Zijdelingse strook: de strook gelegen langs de middenrijbaan. De zijdelingse strook maakt geen deel uit van de rijbaan.

2.73. Parkeerstrook: op een andere openbare weg dan een autosnelweg of autoweg, de strook gelegen langs de rijbaan die is afgebakend door de witte doorlopende streep bedoeld in artikel 75.2 die de denkbeeldige rand van de rijbaan aanduidt.

Titel II: Regels voor het gebruik van de openbare weg

Artikel 21. Verkeer op autosnelwegen

21.1. De toegang tot de autosnelwegen is verboden :

  • aan de voetgangers, aan de bestuurders van rijwielen, van bromfietsen en van dieren;
  • aan de bestuurders van voertuigen of slepen die op een horizontale weg de snelheid van 70 km per uur niet kunnen bereiken;
  • aan de bestuurders van voertuigen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 49.5 met een noodkoppeling of met een hulpkoppeling een andere voertuig slepen;
  • aan de bestuurders van vierwielers met motor zonder passagiersruimte;
  • aan de bestuurders van landbouwvoertuigen.
Artikel 22bis. Verkeer in woonerven en in de erven

Binnen de woonerven en de erven:

F12a F12b

mogen de voetgangers de ganse breedte van de openbare weg gebruiken : spelen zijn er eveneens toegelaten;

mogen de bestuurders de voetgangers niet in gevaar brengen en ze niet hinderen; zo nodig moeten zij stoppen. Zij moeten bovendien dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen. De voetgangers mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren;

is de snelheid beperkt tot 20 km per uur;

4° a) is het parkeren verboden, behalve :

  • op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter P aangebracht is;
  • op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat.

b) mogen de stilstaande of geparkeerde voertuigen rechts of links ten opzichte van hun rijrichting opgesteld worden.

Artikel 22quinquies. Verkeer op wegen voorbehouden voor voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs

F99a F101A F101a

22quinquies.2. De gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet hinderen. Zij moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen en ze mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren.

Het spelen is toegestaan.

22quinquies.3. Wanneer verkeersborden F99b en F101b aangebracht zijn, moeten de gebruikers het deel van de weg volgen dat hun aangewezen is. Zij mogen evenwel het andere deel van de weg volgen op voorwaarde dat ze de doorgang vrij laten voor de gebruikers die er zich op regelmatige wijze op bevinden.

F99b F101b

22quinquies.4. De snelheid is beperkt tot 30 km per uur.

Artikel 22sexies. Verkeer in de voetgangerszones

F103 F105

22sexies.2. In die zones mogen de voetgangers de volledige breedte van de openbare weg volgen.

De bestuurders die er mogen in rijden, moeten stapvoets rijden; ze moeten de doorgang vrij laten voor de voetgangers en zo nodig stoppen. Ze mogen de voetgangers niet in gevaar brengen en niet hinderen.

In die zones moeten de fietsers van hun fiets afstappen wanneer de dichtheid van het voetgangersverkeer hun doorgang bemoeilijkt.

Het spelen is toegelaten.

Het is verboden te parkeren in die zones.

Artikel 22septies. Verkeer in speelstraten


22septies1. In de speelstraten is de ganse breedte van de openbare weg voorbehouden voor het spelen, in hoofdzaak door kinderen.

De personen die spelen worden gelijkgesteld met voetgangers; evenwel zijn de bepalingen van artikel 42 van dit besluit niet van toepassing.

Alleen bestuurders van motorvoertuigen, die in de straat wonen of wier garage in die straat gelegen is, alsook prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt, alsook voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de beheerder van deze wegen en fietsers, hebben toegang tot speelstraten.

22septies2. De bestuurders die in de speelstraten rijden, moeten dit stapvoets doen; ze moeten de doorgang vrij laten voor de voetgangers die spelen, hen voorrang verlenen en er zo nodig voor stoppen. Fietsers moeten zonodig afstappen. De bestuurders mogen de voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen. Ze moeten bovendien dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen.

Artikel 22octies. Verkeer op wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs

22octies.1. Buiten de categorieën van weggebruikers waarvan het symbool is weergegeven op de verkeersborden die bij de toegang geplaatst zijn, mogen deze wegen slechts gevolgd worden door volgende categorieën van weggebruikers :

a) voertuigen van en naar de aanliggende percelen;

b) niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers;

c) gespannen op voorwaarde dat het symbool van een landbouwvoertuig is afgebeeld op de verkeersborden;

d) voertuigen voor onderhoud, afvalophaling, toezicht, hulpverlening en prioritaire voertuigen.

Het begin van de wegen voorbehouden voor landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs, wordt aangeduid met het verkeersbord F99c en het einde met het verkeersbord F101c.

F99c F101c

22octies.2. Voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs mogen de ganse breedte van de genoemde wegen gebruiken. Zij mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren.

De gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en niet hinderen. Het gemotoriseerd verkeer, en in het bijzonder de landbouwvoertuigen, moeten dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van voetgangers, fietsers, bestuurders van niet gemotoriseerde drie- en vierwielers, ruiters en gespannen.

22octies.3. De snelheid is beperkt tot 30 km per uur.

Artikel 22undecies. Verkeer in schoolstraten

C3 C3
schoolstraat

In de schoolstraten is de openbare weg voorbehouden voor voetgangers, rijwielen en speed pedelecs.

Alleen prioritaire voertuigen als bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt, alsook voertuigen in het bezit van een vergunning afgegeven door de wegbeheerder, hebben toegang tot de schoolstraat.

Bestuurders die in de schoolstraat rijden, doen dit stapvoets; ze laten de doorgang vrij voor de voetgangers en fietsers, verlenen hen voorrang en stoppen er zo nodig voor. De bestuurders brengen de voetgangers en fietsers niet in gevaar en hinderen hen niet.

Artikel 40. Gedrag van de bestuurders tegenover voetgangers

40.1. De bestuurder mag de voetgangers niet in gevaar brengen die:

  • zich bevinden op een trottoir, een deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers door het verkeersbord D9 of D10, een berm of een vluchtheuvel;

D9 D10

  • zich bevinden op een openbare weg gesignaleerd door de verkeersborden F99a of F99b of ingericht als speelstraat;

F99a F99b

  • zich bevinden in een zone afgebakend door de verkeersborden F12a en F12b of F103 en F105;

F12a F12b

F103 F105

  • op de rijbaan gaan onder de in dit reglement voorziene voorwaarden.

40.2. De bestuurder moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen, bejaarden of personen met een handicap, inzonderheid blinden met een witte of een gele stok en de personen met een handicap die een voertuig besturen dat zijzelf voortbewegen of dat uitgerust is met een elektrische motor waarmee niet sneller dan stapvoets kan gereden worden. Hij moet vertragen en zo nodig stoppen.

40.3.1. De bestuurder moet zijn snelheid matigen wanneer hij rijdt langs een autocar, een autobus, een trolleybus, een minibus of een spoorvoertuig die stilstaan om reizigers te laten in- of uitstappen.

40.3.2. Bij afwezigheid van een vluchtheuvel aan de halteplaats van een voertuig voor gemeenschappelijk vervoer, moet de bestuurder die rijdt langs de kant waar de reizigers in- of uitstappen, dezen de gelegenheid laten in alle veiligheid het voertuig, het trottoir, het deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers door het verkeersbord D9, of de berm te bereiken. Daartoe moet hij stoppen om het in- en uitstappen mogelijk te maken en hij mag slechts opnieuw vertrekken met matige snelheid.

D9

40.4.1. Op plaatsen waar het verkeer geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, moet de bestuurder, zelfs wanneer het verkeer in zijn rijrichting is opengesteld, de voetgangers die zich regelmatig op de rijbaan hebben begeven, de gelegenheid laten het oversteken met een normale gang te beëindigen.

Bovendien, zo er op die plaatsen een oversteekplaats voor voetgangers is, moet de bestuurder in ieder geval stoppen voor de oversteekplaats voor voetgangers wanneer het verkeer in zijn rijrichting gesloten is.

40.4.2. Op plaatsen waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, mag de bestuurder een oversteekplaats voor voetgangers slechts met matige snelheid naderen. Hij moet voorrang verlenen aan de voetgangers die er zich op bevinden of op het punt staan zich erop te begeven.

40.5. De bestuurder mag een oversteekplaats voor voetgangers niet oprijden wanneer het verkeer zodanig belemmerd is dat hij waarschijnlijk op die oversteekplaats zou moeten stoppen.

40.6. Bij het voorbijrijden van een hindernis waar de voetgangers omheen moeten gaan op de rijbaan, moeten de bestuurders langs die hindernis een vrije ruimte laten van ten minste één meter. Kan dit voorschrift niet nageleefd worden en loopt een voetganger ter hoogte van de hindernis, dan mag de bestuurder die hindernis niet sneller dan stapvoets voorbijrijden.

40.7. De bestuurder moet een zijdelingse afstand van ten minste één meter laten tussen zijn voertuig en de voetganger wanneer laatstgenoemde zich op de rijbaan bevindt onder de in dit reglement voorziene voorwaarden.

Buiten de bebouwde kom bedraagt de zijdelingse afstand ten minste 1,5 meter.

Indien deze minimumafstand niet nageleefd kan worden, mag de bestuurder slechts stapvoets rijden en zo nodig moet hij stoppen.

Artikel 42. Voetgangers

42.1. De voetgangers gebruiken in volgorde van aanwezigheid de volgende toegankelijke en begaanbare delen van de openbare weg:

1° het trottoir of het deel van de openbare weg gesignaleerd door het verkeersbord D9, D10 of D11;
2° het deel van de openbare weg gesignaleerd door het verkeersbord D13;
3° de verhoogde berm;
4° de gelijkgrondse berm;
5° de parkeerstrook;
6° de zijdelingse strook;
7° het fietspad;
8° de rijbaan.

D9 D10 D11.pngD11 D13.pngD13

Wanneer de voetgangers de rijbaan volgen, houden ze zich zo dicht mogelijk bij de rand van de rijbaan.

Ze gaan links ten opzichte van de door hen gevolgde richting wanneer ze de rijbaan of de zijdelingse stroken volgen, of rechts wanneer veiligheidsredenen het rechtvaardigen.

Wanneer voetgangers het fietspad volgen, verlenen zij doorgang aan de andere weggebruikers die zich hierop bevinden.

42.2.1. De personen die een rijwiel, een gemotoriseerd rijwiel, een voortbewegingstoestel of een tweewielige bromfiets aan de hand leiden of die voorwerpen vervoeren die veel plaats innemen, moeten de rijbaan volgen zo zij in aanzienlijke mate de andere voetgangers hinderen.

42.3. Stoeten, processies en voetgangers in groep vergezeld van een leider, mogen de rijbaan volgen; in dat geval moeten zij rechts gaan.

Groepen voetgangers van minimum vijf personen, vergezeld van een leider, mogen evenwel ook de linkerkant van de rijbaan volgen. In dat geval moeten zij achter elkaar lopen.

Wanneer de zichtbaarheidsvereisten, bedoeld in artikel 30 van toepassing zijn, moet de positie van de lichten, voorgeschreven in artikel 30.3.5°, omgekeerd worden.

42.4.1. De voetgangers moeten de rijbaan haaks op haar aslijn oversteken; zij mogen er, zonder dat het nodig is, noch slenteren, noch blijven staan.

Wanneer er op minder dan ongeveer 20 meter afstand een oversteekplaats voor voetgangers is, moeten de voetgangers deze oversteekplaats volgen.

De voetgangers mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren op een trottoir dat de rijbaan oversteekt, zoals gedefinieerd in artikel 2.40.

42.4.2. Op de plaatsen waar tweekleurige voetgangerslichten zijn aangebracht, mogen de voetgangers zich niet op de rijbaan begeven zolang de lichten hun dat niet toelaten.

42.4.3. Op de plaatsen waar het verkeer geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten zonder tweekleurige voetgangerslichten mogen de voetgangers zich slechts op de rijbaan begeven met inachtneming van de bevelen van de bevoegde personen of van de aanduidingen van de verkeerslichten.

42.4.4. Op de plaatsen waar het verkeer noch door een bevoegd persoon, noch door verkeerslichten geregeld wordt, mogen de voetgangers zich slechts voorzichtig op de rijbaan begeven en met inachtneming van de naderende voertuigen.

42.4.6. Behalve indien het hun toegestaan is door verkeerslichten, mogen de voetgangers zich niet op een oversteekplaats voor voetgangers begeven waarover een tramspoor of een eigen trambedding loopt, wanneer een tram nadert.

Titel III. Verkeerstekens

Hoofdstuk I: Verkeerslichten

Artikel 61. Driekleurige verkeerslichten

61.1. De driekleurige verkeerslichten zijn cirkelvormig en hebben de volgende betekenis :

Wanneer de lichten het verlichte silhouet van een fiets en een voetganger voorstellen, gelden deze lichten uitsluitend voor fietsers, voor bestuurders van tweewielige bromfietsen indien ze op het fietspad mogen rijden en voor voetgangers.

Artikel 63. Tweekleurige verkeerslichten

63.1. Voetgangerslichten.

1. Voetgangerslichten zijn tweekleurig.

2. De lichten van deze tekens hebben de volgende betekenis :

rood licht betekent dat het verboden is zich op de rijbaan te begeven.

groen licht betekent dat het toegelaten is zich op de rijbaan te begeven. Als aanwijzing kan het einde van deze toelating door het knipperen van het groene licht worden aangekondigd.

3. Het rode licht wordt boven het groene licht geplaatst.

4. Het rode licht stelt de verlichte silhouet van een onbeweeglijke voetganger voor, terwijl het groene licht de verlichte silhouet van een voetganger in beweging voorstelt.

5. Als het voetgangerssilhouet omringd is door pijltjes, betekent dit dat gelijktijdig groen of rood geldt voor de dwarsrichting. Deze lichten gelden enkel voor voetgangers.

63.2. Gecombineerde voetgangers-fietserslichten.

Wanneer de lichten het verlichte silhouet van een fiets en een voetganger voorstellen, gelden deze lichten uitsluitend voor fietsers, voor bestuurders van tweewielige bromfietsen indien ze op het fietspad mogen rijden en voor voetgangers. Deze lichten hebben dezelfde betekenis als die bedoeld in artikel 63.1, 2.

Hoofdstuk II: Verkeersborden

66.4. De gevaarsborden worden hierna afgebeeld.

A21. Oversteekplaats voor voetgangers.
A23. Plaats waar speciaal veel kinderen komen.
Artikel 68. Verbodsborden

68.3. De verbodsborden en de eindverbodsborden worden hierna afgebeeld:

C19. Verboden toegang voor voetgangers.
Artikel 69. Gebodsborden

69.3. De gebodsborden worden hierna afgebeeld.

D9. Deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, van fietsen en van tweewielige bromfietsen klasse A.
D10. Deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers en fietsers.
D11. Verplichte weg voor voetgangers.
Artikel 71. Aanwijzingsborden

71.2. De voornaamste aanwijzingsborden worden hierna afgebeeld. Andere rechthoekige aanwijzingsborden met een wit opschrift of symbool op blauwe achtergrond mogen in bijzondere gevallen gebruikt worden.

F12a. Begin van een woonerf of van een erf.
De bijzondere verkeersregelen in de woonerven of erven gelden vanaf de plaats waar het verkeersbord aangebracht is.
Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst aan elke toegang tot een woonerf of erf; het mag links herhaald worden.
F12b. Einde van een woonerf of van een erf.
Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst aan elke uitgang van een woonerf of erf; het mag links herhaald worden.

F45b. Doodlopende weg, uitgezonderd voor voetgangers en fietsers.
F49. Oversteekplaats voor voetgangers.
F51. Ondergrondse of bovengrondse oversteekplaats voor voetgangers.

 

F99a. Begin van de weg of deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten.
F99b. Begin van de weg of deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs met aanduiding van het deel van de weg dat bestemd is voor de verschillende categorieën van weggebruikers.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten.
F99c. Begin van de weg voorbehouden voor het verkeer van landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorieën van weggebruikers.
F101a. Einde van de weg of van het deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s) die tot deze weg is (zijn) toegelaten.
F101b. Einde van de weg of deel van de openbare weg voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs met aanduiding van het deel van de weg dat bestemd is voor de verschillende categorieën van weggebruikers.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorie(ën) van weggebruiker(s), die tot deze weg is (zijn) toegelaten.
F101c. Einde van de weg voorbehouden voor het verkeer van landbouwvoertuigen, voetgangers, fietsers, ruiters en bestuurders van speed pedelecs.
Het verkeersbord mag aangepast worden volgens de categorieën van weggebruikers.
F103. Begin van een voetgangerszone.
Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst aan elke toegang tot een voetgangerszone; het mag links herhaald worden.
F105. Einde van een voetgangerszone.
Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst aan elke uitgang van een voetgangerszone; het mag links herhaald worden.

Titel III. Verkeerstekens

Hoofdstuk III: Wegmarkeringen

Artikel 75. Overlangse markeringen die de rand van de rijbaan aanduiden

75.3. Markeringen die de middenrijbaan aanduiden.

Twee evenwijdige witte onderbroken strepen aan weerszijden van de rijbaan die bestaan uit telkens twee paar korte trekken, bakenen de denkbeeldige randen van de middenrijbaan af.

Wegmarkering 75.3

Artikel 76. Dwarsmarkeringen

76.3. De oversteekplaatsen voor voetgangers worden afgebakend door witte banden, evenwijdig met de as van de rijbaan.