Artikel 1. Voor de uitvoering van artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen wordt machtiging verleend aan de Directeur-Generaal bevoegd voor het Wegverkeer bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Er wordt machtiging gegeven aan de Directeur-Generaal bevoegd voor het Wegverkeer bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer om de procedure voorzien in Hoofdstuk VI van dit besluit uit te voeren, in overeenstemming met artikel 21 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
Art. 2. §1. Het kentekenbewijs bestaat uit twee delen, zijnde een Deel I en Deel II. Beide delen zijn overwegend zandkleurig en bevatten onder andere een watermerk, fluorescerende vezels en een fluorescerende opdruk als beveiliging tegen vervalsing. Het mag voorzien zijn van een bijkomende perforatiestrook aan de laterale uiteinden. Naast de gewone zwarte opdruk vertonen beide delen een specifiek achtergrondschriftbeeld.
Dit achtergrondschriftbeeld is in irisbedrukking.
§ 2. Het kentekenbewijs Deel I bestaat uit twee bladzijden op A5-formaat waarvan de gewone zwarte opdruk de volgende vermeldingen bevat :
1° op de eerste bladzijde :
a) de aanduiding alsook het onderscheidingsteken van het Koninkrijk België;
b) de aanduiding van de overheid die bevoegd is voor de afgifte van het kentekenbewijs;
c) de vermelding ″kentekenbewijs Deel I″ in grote letters; deze vermelding wordt eveneens na een passende tussenruimte in kleine letters aangebracht in de overige talen van de Europese Unie;
d) de vermelding ″Europese Unie″;
e) de specifieke voertuig- of inschrijvingsgegevens waarop het kentekenbewijs betrekking heeft, met name de gegevens bedoeld in artikel 7, 1°, 2°, 2° /1, 7° en 11°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen; deze gegevens worden voorafgegaan door bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes, gedefinieerd in punten II-5 en II-6 van bijlage I van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen, gewijzigd bij Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003;
f) een veiligheidsnummer;
g) het inventarisnummer van het document;
h) algemene inlichtingen bestemd voor de tenaamgestelde van het kentekenbewijs, alsook voor de douaneoverheid;
i) een vermelding dat de tenaamgestelde van het kentekenbewijs niet door middel van dit bewijs wordt aangeduid als de eigenaar van het voertuig; die vermelding wordt voorafgegaan door de bijbehorende geharmoniseerde communautaire code;
j) een vermelding dat het kentekenbewijs Deel I steeds aanwezig dient te zijn in het voertuig;
k) in het geval van een kentekenbewijs dat wordt afgegeven bij een inschrijving in transit, een specifieke vermelding betreffende de aard en de duur van de vrijstelling van fiscale lasten;
l) de naam en het adres van de afzender;
m) de persoonsgegevens waarop dit kentekenbewijs betrekking heeft, voorafgegaan door de bijhorende geharmoniseerde communautaire codes :
n) voor een tijdelijke inschrijving kan zowel het voorlopige of tijdelijke verblijfsadres in België als de buitenlandse hoofdverblijfplaats worden vermeld;
2° op de tweede bladzijde :
a) de datum van afgifte van het kentekenbewijs;
b) enkele specifieke codes of refertenummers eigen aan de overheid die bevoegd is voor de afgifte van het kentekenbewijs;
c) de specifieke voertuig- of inschrijvingsgegevens waarop het kentekenbewijs betrekking heeft, met name de nationale aard en de gegevens bedoeld in artikel 7, 4° tot 6°, 8° tot 10°, 12° tot 14°, 19° tot 22°, 24° tot 26°, 30° en 38°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen; deze gegevens worden voorafgegaan door bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes, gedefinieerd in punten II-5 en II-6 van Bijlage I van Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen; de gegevens van artikel 7, 13° en 38° van hetzelfde koninklijk besluit daarentegen worden enkel voorafgegaan door een toegevoegde nationale code die tussen haakjes wordt geplaatst;
§ 3. Het kentekenbewijs Deel II bestaat uit twee bladzijden op A5-formaat waarvan de gewone zwarte opdruk de volgende vermeldingen bevat :
1° op de eerste bladzijde :
a) dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 1°, a), b), d) tot g), i) en m) van dit besluit;
b) een vermelding dat het kentekenbewijs Deel II apart dient te worden bewaard van Deel I, niet in het voertuig;
c) de vermelding ″kentekenbewijs Deel II″ in grote letters; deze vermelding wordt eveneens in kleine letters aangebracht in de officiële talen van de Europese Unie;
d) algemene inlichtingen bestemd voor de tenaamgestelde van het kentekenbewijs.
2° op de tweede bladzijde : dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 2°, a), b) en c).
§ 4. Het kentekenbewijs dat wordt afgegeven bij een inschrijving ″proefritten″, ″handelaar″ of “beroep” heeft dezelfde kenmerken als het kentekenbewijs vermeld in § 1 van dit artikel.
§ 5. Het kentekenbewijs Deel I dat wordt afgegeven bij een inschrijving ″proefritten″, ″handelaar″ of “beroep” bestaat uit twee bladzijden op A5-formaat waarvan de gewone zwarte opdruk de volgende vermeldingen bevat :
1° op de eerste bladzijde :
dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 1°, a) tot d), f) tot h), j), l) en m) van dit besluit, met uitsluiting evenwel van deze gegevens vermeld onder m) die zijn bedoeld in artikel 9, 3° en 5°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen. Bovendien vermelden ze de specifieke inschrijvingsgegevens waarop het kentekenbewijs betrekking heeft, met name de gegevens bedoeld in artikel 7, 1° en 11°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
2° op de tweede bladzijde :
dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 2°, a) en b) van dit besluit.
Bovendien vermelden ze :
a) de cilinderinhoud of, naargelang het geval, de technische toelaatbare maximummassa, en dit enkel voor de inschrijving ″handelaar″ en de inschrijving “beroep”;
b) de aard en de datum van toekenning van de kentekenplaat;
c) de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving ″proefritten″, ″handelaar″ of “beroep”.
§ 6. Het kentekenbewijs Deel II dat wordt afgegeven bij een inschrijving ″proefritten″, ″handelaar″ of “beroep” bestaat uit twee bladzijden op A5-formaat waarvan de gewone zwarte opdruk de volgende vermeldingen bevat :
1° op de eerste bladzijde : dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 1° a), b), d), f) en g), van dit besluit.
Bovendien vermelden ze :
a) de woorden “kentekenbewijs Deel II” in grote letters; deze vermelding wordt tevens in kleine letters aangebracht in de officiële talen van de Europese Unie;
b) de zin “het kentekenbewijs Deel II dient apart te worden bewaard, buiten het voertuig”;
c) de specifieke inschrijvingsgegevens waarop het kentekenbewijs betrekking heeft, met name de gegevens bedoeld in artikel 7, 1° en 11°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen;
d) algemene inlichtingen bestemd voor de tenaamgestelde van het kentekenbewijs.
2° dezelfde vermeldingen als bedoeld in § 2, 2°, a) en b) van dit besluit.
Bovendien vermelden ze :
a) de cilinderinhoud of, naargelang het geval, de technische toelaatbare maximummassa, en dit enkel voor de inschrijving ″handelaar″en inschrijving “beroep”;
b) de aard en de datum van toekenning van de kentekenplaat;
c) de uiterste geldigheidsdatum voor de inschrijving “proefritten”, “handelaar” of “beroep”.
§ 7. Het kentekenbewijs dat wordt afgegeven bij een inschrijving “nationaal” heeft dezelfde kenmerken als het kentekenbewijs vermeld in § 1 van dit artikel. Dit kentekenbewijs bestaat uit één bladzijde op A5-formaat waarvan de gewone zwarte opdruk de volgende vermeldingen bevat :
a) het inschrijvingsnummer;
b) het voertuigidentificatienummer;
c) het merk of als het merk onbekend is, de naam van de constructeur;
d) de datum van afgifte van het kentekenbewijs;
e) de geldigheidsdatum van twintig opeenvolgende kalenderdagen;
f) de persoonsgegevens waarop dit kentekenbewijs betrekking heeft, voorafgegaan door de bijhorende geharmoniseerde communautaire codes :
g) “Dit bewijs heeft betrekking op een tijdelijke inschrijving van korte duur. Bijgevolg kan het niet worden gebruikt om een gewone inschrijving uit te voeren. Een voertuig met dit bewijs mag enkel op Belgisch grondgebied rijden.
This certificate is linked to a temporary short-term registration.
Therefore, it cannot be used to carry out an ordinary registration. A vehicle carrying this certificate can only be driven on Belgian territory”.
Art. 3. §1. De kentekenplaten van de auto’s en de aanhangwagens bestaan uit een metalen plaat met een opschrift, het Europese symbool, een reliëfstempel en verschillende veiligheidselementen.
De hoeken van de plaat zijn afgerond. Over gans de omtrek van de kentekenplaat loopt een afgeronde boord.
De achtergrond van de kentekenplaat is retroreflecterend.
§ 2. De kentekenplaten hebben de volgende afmetingen :
De keuze tussen beide formaten van kentekenplaten met voormelde afmetingen dient overeen te komen met de plaats voor de montage van de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig. De boord is 5 millimeter breed. Het opschrift, de stempel en de boord zijn in een reliëf van minimaal 1 millimeter ten opzichte van de achtergrond van de kentekenplaat. Het opschrift bestaat uit rechte, genormeerde schrifttekens waarvan de vorm en de afmetingen in bijlage 1 worden bepaald.
Voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, staat een scheidingsstreepje tussen de combinatie van drie letters en drie cijfers of van drie cijfers en drie letters.
§ 3. Voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, bevat het Europese symbool een blauwe rechthoekige zone die tegen de linker en de onderste boord van de kentekenplaat ligt. Die blauwe zone is minimaal van 98 tot 100 millimeter hoog en van 40 tot 50 millimeter breed en vertoont onderaan een witte letter ″B″ als onderscheidingsteken van het land, met daarboven een cirkel van twaalf vijfpuntige, gele sterren. De achtergrond, de sterren en het onderscheidingsteken van het land zijn retroreflecterend.
Voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, bevat het Europese symbool een blauwe rechthoekige zone die op een afstand van 2 tot 5 millimeter van de linker en de onderste boord van de kentekenplaat ligt. Die blauwe zone is 100 millimeter hoog en van 40 tot 50 millimeter breed en vertoont onderaan een witte letter ″B″ als onderscheidingsteken van het land, met daarboven een cirkel van twaalf vijfpuntige, gele sterren. De achtergrond, de sterren en het onderscheidingsteken van het land zijn retroreflecterend.
§ 4. De reliëfstempel is ovaal van vorm, bevat de gestileerde letters ″C″ en ″V″ en heeft dezelfde kleur als de boord van de kentekenplaat.
Hij is van 21 tot 22 millimeter hoog en van 13 tot 14 millimeter breed.
§ 5. Mits voorafgaande goedkeuring door de directie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, mag een kentekenplaat met de afmetingen van een motorfietskentekenplaat op het voertuig worden aangebracht, op voorwaarde dat de door de constructeur van het voertuig oorspronkelijk voorziene plaats voor het aanbrengen van een kentekenplaat te klein is voor een rechthoekige of vierkante kentekenplaat. De regels inzake de aanvraag en de keuringsvereisten van een dergelijke kentekenplaat worden bepaald door de leidend ambtenaar of diens gemachtigde. Met betrekking tot het opschrift, het Europese symbool en de reliëfstempel van de kentekenplaat met de afmetingen van een motorfietskentekenplaat, zijn de voorschriften van hoofdstuk IV van toepassing.
§ 6. De minimale retroreflectiecoëfficiënten, de kleurcoördinaten van de retroreflecterende film, de chromatische waarden van de kleuren van de karakters en de boord moeten overeenstemmen met de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage 3 van dit besluit.
Art. 4. §1. De gewone kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
Het opschrift bestaat uit:
1° voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, een (index)letter of -cijfer, gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat en een combinatie van hetzij drie letters gevolgd door drie cijfers, hetzij drie cijfers gevolgd door drie letters. De letters worden eveneens van de cijfers gescheiden door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn.
In geval van uitputting van deze reeksen wordt de (index)letter of het (index)cijfer achteraan geplaatst, voorafgegaan door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat en een combinatie van hetzij drie letters gevolgd door drie cijfers, hetzij drie cijfers gevolgd door drie letters. De letters worden eveneens van de cijfers gescheiden door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn.
2° voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, een (index)letter of -cijfer, gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van maximaal drie letters of cijfers boven een groep van maximaal vier letters of cijfers; de groepen tezamen genomen bestaan uitsluitend uit combinaties zoals voorzien in 1°, zonder scheidingsstreepje.
§ 1er/1. In afwijking van voorgaande paragraaf voldoet het opschrift van de kentekenplaten waarvan het inschrijvingsnummer is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen aan de volgende voorwaarden:
1° de letters en de cijfers worden gescheiden door een scheidingsstreepje. Een scheidingsstreepje kan eveneens letters of groepen van letters scheiden, alsook cijfers of groepen van cijfers;
2° het opschrift bestaat uit maximaal 8 schrifttekens, waarbij het scheidingsstreepje eveneens als een schriftteken wordt beschouwd;
3° het opschrift mag niet uitsluitend uit cijfers bestaan;
4° het opschrift mag geen verwarring veroorzaken met het opschrift van andere kentekenplaten, in het bijzonder van de kentekenplaten bedoeld in de artikelen 4, § 2, eerste lid, §§ 4 en 5, 5, 6, 7, 9, 12, 13, 14, 16 en 19;
5° het opschrift mag niet beginnen of eindigen met een scheidingsstreepje;
6° de reliëfstempel gaat het opschrift vooraf.
§ 2. Behalve wanneer de kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, kunnen kentekenplaten met (index)letter “O” worden afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen die sedert meer dan dertig jaar in gebruik zijn genomen. De voertuigen die sedert meer dan vijfentwintig jaar, maar minder dan dertig jaar in gebruik zijn genomen en die al ingeschreven zijn onder de in dit lid bedoelde kentekenplaat met (index)letter “O”, mogen evenwel onder deze kentekenplaat met (index)letter “O” ingeschreven blijven of worden heringeschreven, op voorwaarde dat deze voertuigen op naam van dezelfde titularis ingeschreven blijven of worden heringeschreven.
Als de kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen wordt, bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen bedoeld in het eerste lid van deze paragraaf, een rood vignet dat 26 millimeter breed en 26 millimeter hoog is, voorafgaand aan het inschrijvingsnummer aangebracht onder de reliëfstempel. Dit vignet bevat de vermelding ″Oldtimer″ en moet aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen.
§ 3. Behalve wanneer de kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, worden de kentekenplaten met (index)letter ″Q″ afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van aanhangwagens.
§ 4. De kentekenplaten met (index)letter ″T″ worden afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van personenvoertuigen die worden aangewend hetzij voor een vergunde taxidienst, hetzij uitsluitend voor de verhuring met bestuurder overeenkomstig artikel 15, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 8 juli 1970 houdende algemene verordening betreffende de met de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen. Voor de categorie “vergunde taxidienst” begint de groep letters met een ″X″ en voor de categorie “verhuring met bestuurder” begint de groep letters met een ″L″.
Zodra het personenvoertuig niet langer voldoet aan de in het voorgaande lid bepaalde voorwaarden, dient de kentekenplaat te worden ingeleverd bij de directie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen bij het directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid.
§ 5. Voor de bijkomende kentekenplaten met een bijzonder opschrift worden de letters en de cijfers als volgt gecombineerd:
1° de ″Hof″-kentekenplaten: uitsluitend één tot drie cijfers;
2° de ″A″- ″E″- of ″P″-kentekenplaten: de letter ″A″, ″E″ of ″P″ wordt gevolgd door een scheidingsstreepje en één tot drie cijfers”.
Art. 5. §1. De tijdelijke kentekenplaten van korte duur bedoeld in artikel 20, § 1, 3° en 3/1°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen hebben een verkeersrode achtergrond (RAL 3020). Het opschrift en de boord zijn wit.
Het opschrift bestaat uit :
1° voor wat betreft de ″rechthoekige kentekenplaat″, een groep van twee letters gevolgd door de laatste twee cijfers van het jaartal, gevolgd door drie letters. De cijfers worden gescheiden van de letters door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat;
2° voor wat betreft de ″vierkante kentekenplaat″, een groep van twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje en de laatste twee cijfers van het jaartal, boven een groep van drie letters.
§ 2. Twee vignetten worden op de kentekenplaat aangebracht en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen. Deze vignetten vermelden de maand op het onderste vignet en de dag op het bovenste vignet. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
§ 3. De transit-kentekenplaten zijn voorzien van een rood vignet; de voorlopige kentekenplaten hebben een blauw vignet.
§ 4. De verschillende tijdelijke kentekenplaten van korte duur vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
1° de kentekenplaat van korte duur voor tijdelijk verblijf ″auto″ : de eerste letter ″W″ wordt gevolgd door een tweede letter met uitsluiting van de letters ″M″, ″Q″ en ″S″;
2° de kentekenplaat van korte duur voor tijdelijk verblijf ″aanhangwagen″ : de eerste letter ″W″ wordt gevolgd door de letter ″Q″;
3° de kentekenplaat van korte duur voor export ″auto″ : de eerste letter ″X″ wordt gevolgd door een tweede letter met uitsluiting van de letters ″M″, ″Q″ en ″S″;
4° de kentekenplaat van korte duur voor export ″aanhangwagen″ : de eerste letter ″X″ wordt gevolgd door de letter ″Q″.
Art. 6. §1. De tijdelijke kentekenplaat van lange duur, ″internationale kentekenplaat″ genoemd, die bedoeld wordt in artikel 20, § 1, 4°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
Wat het opschrift betreft, zijn de bepalingen van artikel 4, § 1, punten 1° en 2°, van dit besluit van toepassing.
§ 2. Bij het verstrijken van de geldigheid van de tijdelijke kentekenplaat van lange duur mag het opschrift niet worden behouden voor de inschrijving onder een gewone kentekenplaat.
Art. 7. De ″CD″-kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
Het opschrift bestaat uit :
1° voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, een combinatie van de letters ″CD″, gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat, twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat en drie cijfers;
2° voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, een combinatie van de letters ″CD″, gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van twee letters boven een groep van drie cijfers.
Art. 8. §1. De achtergrond van de proefrittenplaat, de handelaarsplaat en de beroepsplaat is een witte achtergrond.
De proefrittenplaat, de handelaarsplaat en de beroepsplaat beschikken over een mosgroene boord en een mosgroen opschrift (RAL 6005).
Het opschrift bestaat uit :
1° voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, een letter, gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat en een combinatie van drie letters gevolgd door drie cijfers;
2° voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, een letter, gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers; de groepen tezamen genomen bestaan uitsluitend uit combinaties zoals voorzien in 1°, zonder scheidingsstreepje.
§ 2. Tussen de groep van drie letters en drie cijfers wordt een vignet aangebracht. Dit vignet moet aan de eisen, vermeld in bijlage 5 van dit besluit, voldoen.
§ 3. De verschillende soorten commerciële kentekenplaten vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
1° de proefrittenplaat : de eerste letter, bedoeld in punten 1° en 2° van lid 3 van paragraaf 1 van dit artikel, is de letter “Y”, gevolgd door een combinatie van drie letters waarvan de eerste letter niet de letter “M” of “S” mag zijn;
2° de handelaarsplaat : de eerste letter Z wordt gevolgd door een combinatie van drie letters waarvan de eerste letter niet de letter “M” of “S” mag zijn;
3° de beroepsplaat : de eerste letter “V” wordt gevolgd door een combinatie van drie letters waarvan de eerste letter niet de letter “M” of “S” mag zijn.
Art. 9. §1. De kentekenplaten ″G″ worden afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen, vermeld in artikel 1, § 2, 59°, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, aan personen die in het bijzonder voor deze voertuigen de vrijstelling van accijnzen op brandstof vragen krachtens artikel 429, § § 2, i en 3, b, van de programmawet van 27 december 2004.
§ 2. Voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, wordt de letter ″G″ gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat, de letter ″L″ en een combinatie van twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat en een combinatie van drie cijfers;
Voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, wordt de letter ″G″ gevolgd door een scheidingsstreepje, de letter ″L″ en een combinatie van twee letters, boven een groep van drie cijfers.
§ 3. De kentekenplaten bedoeld in § § 1 en 2 hebben een rode achtergrond (RAL 3020). Het opschrift en de boord zijn wit.
§ 4. Als de persoon niet langer beschikt over de vrijstelling bedoeld in § 1, dient de ″G″ kentekenplaat te worden ingeleverd bij de directie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Art. 10. §1. De nationale kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn mosgroen (RAL 6005).
Het opschrift bestaat uit :
1° voor wat betreft de rechthoekige kentekenplaat, twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje ter hoogte van de horizontale middellijn van de kentekenplaat, een combinatie van twee cijfers die overstemmen met het jaar van geldigheid, en een combinatie van drie letters;
2° voor wat betreft de vierkante kentekenplaat, twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van twee cijfers boven een groep van drie letters; de groepen tezamen genomen bestaan uitsluitend uit combinaties zoals voorzien in punt 1°, zonder scheidingsstreepje.
§ 2. Tussen de groep van twee cijfers en drie letters, worden twee vignetten aangebracht. De dag en de maand betreffende het einde van de geldigheidsperiode worden op deze vignetten vermeld. De maand wordt op het onderste vignet vermeld. De dag wordt op het bovenste vignet vermeld. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
Deze vignetten zijn groen en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen.
§ 3. De verschillende soorten nationale kentekenplaten vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
Art. 11. §1. De kentekenplaten van de motorfietsen, motordrie- en -vierwielers, ″motorfietskentekenplaten″ genoemd, bestaan uit een metalen plaat met een opschrift, het Europese symbool, een reliëfstempel en veiligheidselementen. De hoeken van de plaat zijn afgerond. Over gans de omtrek van de kentekenplaat loopt een boord. De achtergrond van de kentekenplaat is retroreflecterend.
§ 2. De kentekenplaten zijn 210 millimeter breed en 140 mm hoog. De boord is 5 millimeter breed.
Het opschrift, de stempel en de boord zijn in een reliëf van minimaal 1 millimeter ten opzichte van de achtergrond van de kentekenplaat.
Het opschrift bestaat uit rechte, genormeerde, schrifttekens waarvan de vorm en de afmetingen in bijlage 2 worden bepaald.
§ 3. De reliëfstempel is ovaal van vorm en bevat de gestileerde letters ″C″ en ″V″. Hij is 16 tot 17 millimeter hoog en 10 tot 11 millimeter breed.
§ 4. Het Europese symbool bevat een blauwe rechthoekige zone waarvan de onder- en de linkerzijde op 1 tot 3 millimeter van de linker en de onderste boord van de kentekenplaat liggen.
Die blauwe zone is 62 millimeter hoog en 31 millimeter breed en vertoont onderaan een witte letter ″B″ als onderscheidingsteken van het land, met daarboven een cirkel van twaalf vijfpuntige, gele sterren. De achtergrond, de sterren en het onderscheidingsteken van het land zijn retroreflecterend.
Art. 12. §1. De gewone kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
§ 2. Behalve wanneer de kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, bestaat het opschrift uit (index) letter ″M″ gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers of een groep van drie cijfers boven een groep van drie letters § 3. Behalve wanneer de kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, worden de kentekenplaten met (index) letter ″O″ afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen vermeld in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen. De letterreeksen beginnen met een ″M″.
Als een kentekenplaat is gereserveerd overeenkomstig artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen wordt, bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen bedoeld in het eerste lid, een rood vignet van 26 millimeter breed en 26 millimeter hoog aangebracht voor het inschrijvingsnummer en onder de reliëfstempel. Dit vignet bevat de vermelding ″Oldtimer″ en moet aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen.
§ 4. Voor de bijkomende kentekenplaten met een bijzonder opschrift worden de letters en cijfers als volgt gecombineerd :
1° de ″Hof″-kentekenplaten : uitsluitend één tot drie cijfers;
2° de ″A″-, ″E″- of ″P″-kentekenplaten : de letter ″A″, ″E″ of ″P″ wordt gevolgd door een scheidingsstreepje en één tot drie cijfers.
Art. 13. §1. De tijdelijke kentekenplaten van korte duur bedoeld in artikel 20, § 1, 3° en 3/1°, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen hebben een verkeersrode achtergrond (RAL 3020). Het opschrift en de boord zijn wit.
Het opschrift bestaat uit een groep van twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje en de laatste twee cijfers van het jaartal, boven een groep van drie letters.
§ 2. Twee vignetten worden op de kentekenplaat aangebracht en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen. Deze vignetten vermelden de maand op het onderste vignet en de dag op het bovenste vignet. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
§ 3. De transit-kentekenplaten zijn voorzien van een rood vignet; de voorlopige kentekenplaten hebben een blauw vignet.
§ 4. De verschillende soorten tijdelijke kentekenplaten van korte duur vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
1° de kentekenplaat van korte duur voor tijdelijk verblijf : de eerste letter ″W″ wordt gevolgd door de letter ″M″;
2° de kentekenplaat van korte duur voor export : de eerste letter ″X″ wordt gevolgd door de letter ″M″.
Art. 14. §1. De tijdelijke kentekenplaat van lange duur, hierna de internationale kentekenplaat genoemd, heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
Wat het opschrift betreft, zijn de bepalingen van artikel 12, § 2, van dit besluit van toepassing.
§ 2. Bij het verstrijken van de geldigheid van de tijdelijke kentekenplaat van lange duur mag het opschrift niet worden behouden voor een inschrijving onder een gewone kentekenplaat.
Art. 15. De ″CD″-kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
Het opschrift bestaat uit een combinatie van de letters ″CD″, gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van twee letters boven een groep van drie cijfers. De groep van letters begint met de letter ″M″.
Art. 16. §1. De commerciële kentekenplaat, de handelaarsplaat, de proefrittenplaat en de beroepsplaat hebben een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn mosgroen (RAL 6005). Het opschrift bestaat uit een (index)letter gevolgd door een scheidingsstreepje en een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers.
§ 2. Boven het Europese symbool wordt een vignet aangebracht zoals bedoeld in artikel 8, § 2.
§ 3. De verschillende soorten commerciële kentekenplaten vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
1. de proefrittenplaat : de eerste letter “Y” wordt gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter “M” is;
2. de handelaarsplaat : de eerste letter “Z” gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter “M” is;
3. de beroepsplaat : de eerste letter is de letter “V” gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter “M” is.
Art. 17. §1. De nationale kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn mosgroen (RAL 6005).
Het opschrift bestaat uit een groep van twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje, gevolgd door de twee laatste cijfers van het jaartal boven een groep van drie letters.
§ 2. Rechts van het Europese symbool worden twee vignetten aangebracht. De dag en de maand betreffende het einde van de geldigheidsperiode worden op deze vignetten vermeld. De maand wordt op het onderste vignet vermeld. De dag wordt op het bovenste vignet vermeld. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
Deze vignetten zijn groen en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen.
§ 3. De nationale kentekenplaat vertoont de volgende bijzondere kenmerken : de eerste letter “U” wordt gevolgd door een tweede letter.
Art. 18. §1. De kentekenplaten van de bromfietsen en lichte vierwielers bestaan uit een metalen plaat met een opschrift, het Europese symbool, een reliëfstempel en verschillende veiligheidselementen.
De hoeken van de plaat zijn afgerond. Over gans de omtrek van de kentekenplaat loopt een boord.
De achtergrond van de kentekenplaat is retroreflecterend.
§ 2. De kentekenplaten voor bromfietsen en lichte vierwielers zijn 100 millimeter breed en 120 mm hoog. De boord is 5 millimeter breed.
Het opschrift, de stempel en de boord zijn in een reliëf van minimaal 1 millimeter ten opzichte van de achtergrond van de kentekenplaat.
Het opschrift bestaat uit rechte, genormeerde schrifttekens waarvan de vorm en de afmetingen in bijlage 2bis worden bepaald.
Het Europese symbool bevat een blauwe rechthoekige zone waarvan de linker- en de onderzijde respectievelijk op 4 tot 5 millimeter liggen van de linker boord en 7 tot 9 millimeter van de onderste boord van de kentekenplaat.
Die blauwe zone is 35 millimeter hoog en 18 millimeter breed en vertoont onderaan een witte letter ″B″ als onderscheidingsteken van het land, met daarboven een cirkel van twaalf vijfpuntige, gele sterren. De achtergrond, de sterren en het onderscheidingsteken van het land zijn retroreflecterend.
De reliëfstempel is ovaal van vorm en bevat de gestileerde letters ″C″ en ″V″. Hij is 16 tot 17 millimeter hoog en 10 tot 11 millimeter breed.
Art. 19. §1. De gewone kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
§ 2. Voor de bromfietsen bestaat het opschrift uit de (index)letter ″S″ gevolgd door hetzij een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers, hetzij een groep van drie cijfers boven een groep van drie letters. De letterreeksen beginnen met de letter ″A″ voor de bromfietsen van klasse A, met de letter ″B″ voor de bromfietsen van klasse B en met de letter ″P″ voor een ″speedpedelec″ als bedoeld in artikel 2.17, 3), van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Voor de lichte vierwielers bestaat het opschrift uit de (index)letter ″S″ gevolgd door hetzij een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers, hetzij een groep van drie cijfers boven een groep van drie letters. De letterreeksen beginnen met de letter ″U″.
§ 3. De kentekenplaten waarvan het opschrift begint met de (index) letter ″O″ gevolgd door een scheidingsstreepje, worden afgegeven bij de inschrijving of herinschrijving van de voertuigen vermeld in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen.
Voor de bromfietsen beginnen de letterreeksen met de letter “S” gevolgd door de letter ″A″ voor de bromfietsen van klasse A, met de letter ″B″ voor de bromfietsen van klasse B en met de letter ″P″ voor een ″speedpedelec″ als bedoeld in artikel 2.17, 3), van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Voor de lichte vierwielers beginnen de letterreeksen met de letters ″SU″.
§ 4. Voor de bijkomende kentekenplaten met een bijzonder opschrift worden de letters en cijfers als volgt gecombineerd :
1° de ″Hof″-kentekenplaten : uitsluitend één tot drie cijfers;
2° de ″A″-, ″E″- of ″P″-kentekenplaten : de letter ″A″, ″E″ of ″P″ wordt gevolgd door een scheidingsstreepje en één tot drie cijfers.
Art. 20. §1. De tijdelijke kentekenplaat van lange duur, hierna de internationale kentekenplaat genoemd, heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn robijnrood (RAL 3003).
§ 2. Wat het opschrift betreft, zijn de bepalingen van artikel 19, § 2, van dit besluit van toepassing.
Art. 21. §1. De tijdelijke kentekenplaten van korte duur hebben een verkeersrode achtergrond (RAL 3020). Het opschrift en de boord zijn wit.
Voor de bromfietsen bestaat het opschrift uit twee letters gevolgd door de laatste twee cijfers van het jaartal, boven een groep van drie letters. De tweede letterreeks begint met de letter ″A″ voor de bromfietsen van klasse A, met de letter ″B″ voor de bromfietsen van klasse B en met de letter ″P″ voor een ″speedpedelec″ als bedoeld in artikel 2.17, 3), van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Voor de lichte vierwielers bestaat het opschrift uit een groep van twee letters gevolgd door de laatste twee cijfers van het jaartal, boven drie letters. De tweede letterreeks begint met de letter ″U″.
§ 2. Twee vierkante vignetten worden op de kentekenplaat aangebracht en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen. Deze vignetten vermelden de maand op het rechter vignet en de dag op het linker vignet. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
§ 3. De transit-kentekenplaten zijn voorzien van een rood vignet; voorlopige kentekenplaten hebben een blauw vignet.
§ 4. De kentekenplaat van korte duur voor tijdelijk verblijf en voor export beginnen met de letter ″W″, gevolgd door de letter ″S″.
Art. 22. §1. De commerciële kentekenplaat heeft een witte achtergrond.
Het opschrift en de boord zijn mosgroen (RAL 6005). Het opschrift bestaat uit een letter gevolgd door hetzij een groep van drie letters boven een groep van drie cijfers, hetzij een groep van drie cijfers boven een groep van drie letters.
§ 2. Boven het Europese symbool wordt een vignet aangebracht zoals bedoeld in artikel 8, § 2.
§ 3. De verschillende soorten commerciële kentekenplaten vertonen de volgende bijzondere kenmerken :
1. de proefrittenplaat ″bromfiets″ : de eerste letter is de letter “Y” gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter de letter “S” is;
2. de handelaarsplaat ″bromfiets″ : de eerste letter is de letter “Z” gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter de letter “S” is;
3. de beroepsplaat “bromfiets” : de eerste letter is de letter “V” gevolgd door een groep van drie letters waarvan de eerste letter de letter “S” is.
Art. 23. §1. De nationale kentekenplaat heeft een witte achtergrond. Het opschrift en de boord zijn mosgroen (RAL 6005).
Het opschrift bestaat uit een groep van twee letters gevolgd door een scheidingsstreepje en de twee laatste cijfers van het jaartal, gevolgd door de twee laatste cijfers van het jaartal boven een groep van drie letters.
§ 2. Twee vignetten worden aangebracht aan weerszijden van de reliëfstempel. De dag en de maand betreffende het einde van de geldigheidsperiode worden op deze vignetten vermeld. De maand wordt op het rechter vignet vermeld. De dag wordt op het linker vignet vermeld. Deze vignetten, in combinatie met het jaartal vermeld op de kentekenplaat, geven de uiterste geldigheidsdatum van de inschrijving weer.
Deze vignetten zijn groen en moeten aan de eisen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, voldoen.
§ 3. De nationale kentekenplaat vertoont de volgende bijzondere kenmerken : de eerste letter is de letter “U” gevolgd door een tweede letter.
Art. 24. §1. De afmetingen, de vorm, de kleur, het opschrift en het schriftbeeld van de reproductie zijn nagenoeg identiek aan de kenmerken van de overeenstemmende kentekenplaat met hetzelfde nummer.
De reproductie mag geen ander opschrift bevatten dan het kenteken van de overeenstemmende kentekenplaat.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 bestaat er wat betreft de reproductie van de kentekenplaat met afmetingen zoals bepaald in artikel 3, § 2 die voldoet aan de bepalingen van dit besluit, de keuze tussen de afmetingen zoals bepaald in voornoemd artikel. Wat betreft de reproductie van de kentekenplaat met afmetingen zoals bepaald in artikel 3, § 5, bestaat de keuze tussen de afmetingen bepaald in de artikelen 3, § 2 en 3, § 5 op voorwaarde dat de door de constructeur van het voertuig oorspronkelijk voorziene plaats voor het aanbrengen van een reproductie te klein is voor een reproductie met de afmetingen bepaald in artikel 3, § 2.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 mag de kentekenplaat die niet voldoet aan de bepalingen van dit besluit eveneens worden gereproduceerd met de afmetingen en de vorm zoals bepaald in artikel 3, § 2, eerste punt, en het schriftbeeld en het Europese symbool zoals bepaald in artikel 3, paragrafen 2 en 3.
§ 4. Overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, moet de reproductie van de kentekenplaat conform een gecertificeerd reproductietype zijn, dat moet voldoen aan de technische voorschriften vermeld in deze paragraaf en in bijlage 6 bij dit besluit.
Een type reproductie van een kentekenplaat wordt gedefinieerd door de combinatie van een formaat, een kleur, de al dan niet gestempelde karakters en het materiaal van de kentekenplaat bepaald in dit ministerieel besluit.
De certificatie van het type reproductie van de kentekenplaat wordt afgegeven door de Minister van Mobiliteit of zijn gemachtigde, overeenkomstig de procedure bepaald in bijlage 6 bij dit besluit.
De reproductie van de kentekenplaat die beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit, moet eveneens voldoen aan de volgende vereisten:
1° De reproductie wordt gemaakt uit een enkele aluminiumplaat van het type EN 1050, EN 1200 of EN 3105, conform de norm EN-485, of een acrylplaat met een dikte van minimum 3 millimeter. De hoeken van de platen zijn afgerond: de straal van deze afrondingen is 10 plus of min 2 millimeter.
Elke hoek van de plaat heeft een gat met een diameter van 6 mm, waarvan het centrale punt zich op 12 mm van de randen van de plaat bevindt, voor de reproducties van de kentekenplaten bedoeld in hoofdstuk III, en met een diameter van 5 mm, waarvan het centrale punt zich bevindt op 9 mm van de randen van de plaat, voor reproducties van de kentekenplaten bedoeld in hoofdstuk IV;
2° De reproductie is voorzien van een retroreflecterende film klasse 1, rechtstreeks gelamineerd of vastgehecht op de totale oppervlakte van de dragende plaat, waarvan de minimale retroreflectiecoëfficiënt moet overeenkomen met de gegevens in tabel 1 van bijlage 3 bij dit besluit. De trichromatische coördinaten van de witte, blauwe en gele kleur moeten zich binnen de zone bevinden die wordt begrensd door de coördinaten vermeld in tabel 2 van bijlage 3 van dit besluit. De kleuren hebben minimaal de genoemde minimale luminantiefactor en de RAL-code die identiek is aan de officiële kentekenplaat;
3° De retroreflecterende film moet voorzien zijn van een kleurloos identificatieteken van de filmfabrikant en de fabrikant van de reproducties van de kentekenplaat of zijn vertegenwoordiger ;
4° De kentekenplaten hebben een vorm en afmetingen overeenkomstig bijlage 1, voor reproducties van kentekenplaten bedoeld in hoofdstuk III. De horizontale afstand tussen het midden van elk bord is 50 millimeter. De kentekenplaten hebben de vorm en afmetingen zoals gedefinieerd in bijlage 2 voor reproducties van kentekenplaten bedoeld in hoofdstuk IV. De horizontale afstand tussen het middelpunt van elk bord bedraagt 39,2 millimeter. De verticale afstand tot de boven- en onderkant van de plaat moet gelijk zijn;
5° Bij een aluminiumplaat worden óf de opschrift en de randen gestempeld met een reliëf van minstens 1 mm ten opzichte van de onderkant van de dragende plaat, óf worden de opschrift en de randen gedrukt.
§ 5. Het vignet voor tijdelijke, commerciële, oldtimer en nationale kentekenplaten dient niet op de reproductie te worden weergegeven.
§ 6. Het gecertificeerde type van reproductie wordt verleend voor een periode van 10 jaar, onverminderd de bepalingen van artikel 25 van dit besluit.
Deze certificatie van het type reproductie kan worden vernieuwd voor een periode van 10 jaar. In dit verband moet een aanvraag tot vernieuwing van de certificatie van het type reproductie worden ingediend binnen de termijn uiterlijk zes maanden vóór de vervaldatum van de geldigheid van de certificering van het type reproductie. Het verzoek tot vernieuwing moet worden ingediend volgens de procedure vermeld in bijlage 6 van dit besluit”.
§ 7. Reproducties van kentekenplaten moeten voldoen aan het type reproductie dat is gecertificeerd door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer of zijn gemachtigde”.
De fabrikant van reproducties van kentekenplaten of zijn vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de technische vereisten opgelegd door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer of zijn gemachtigde.
De verantwoordelijke van het verkooppunt die ter plaatse de inschrijving van de karakters op de reproductie van de kentekenplaten aanbrengt, is verplicht de kwalitatieve vereisten te respecteren wat betreft de afmetingen en de schikking van de uiteindelijke reproductie. Hij moet ook de afmetingen en schikking van de karakters respecteren.
De fabrikant van reproducties van kentekenplaten of zijn vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen door verkooppunten die reproducties distribueren van kentekenplaten die zij hebben laten certificeren.
Elke fabrikant verbindt zich ertoe de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer in te lichten indien een verkooppunt niet voldoet aan de kwalitatieve vereisten met betrekking tot de grootte en de schikking van de karakters en het opschrift van de karakters.
§ 8. Indien de Minister of zijn gemachtigde vaststelt dat de reproducties van de kentekenplaat niet conform zijn met het gecertificeerde type, schort deze de typecertificering op totdat de reproducties weer voldoen aan het gecertificeerde reproductietype.
De opschorting wordt per aangetekende brief medegedeeld aan de betrokken fabrikant of zijn vertegenwoordiger.
De kennisgeving bevat de reden voor de opschorting.
Indien de fabrikant geen maatregelen heeft genomen om de gebreken te verhelpen binnen een termijn van maximum 6 maanden vanaf de datum van de kennisgeving bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf, kan de certificatie van het type reproductie worden ingetrokken door de Minister of zijn gemachtigde.
De belanghebbende wordt van de intrekking van de certificatie in kennis gesteld bij een door de Minister of diens gemachtigde ondertekende aangetekende brief. Binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van de intrekking van de certificatie kan de belanghebbende bij aangetekende brief beroep aantekenen bij de Minister of zijn gemachtigde.
De minister of zijn gemachtigde neemt een beslissing binnen de dertig kalenderdagen na de datum bedoeld in lid 5 van deze paragraaf, eventueel nadat de belanghebbende of diens gemachtigde is gehoord. Het beroep heeft geen schorsende werking.
§ 9. De personen of organismen die door de Minister of diens afgevaardigde belast zijn met de inspectie en de controle op de naleving van dit besluit, hebben toegang tot de lokalen van de fabrikanten van de reproductie en de verkooppunten.
Zij kunnen alle documenten met betrekking tot hun opdracht inzien.
Op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde moet de reproductiefabrikant of zijn vertegenwoordiger alle informatie verstrekken betreffende de toepassing van dit besluit.
Art. 25. De kentekenbewijzen evenals de kentekenplaten afgegeven krachtens het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen en het koninklijk besluit van 8 januari 1996 tot regeling van de inschrijving van de commerciële platen en de nationale platen voor motorvoertuigen en aanhangwagens, evenals de bestaande reproducties die niet langer voldoen aan de bepalingen van dit besluit, blijven geldig tot op het ogenblik van de eerstvolgende inschrijving, herinschrijving of vernieuwing.
Wat de certificatie van de type reproducties betreft die zijn afgegeven vóór de datum van bekendmaking van het koninklijk besluit van 4 juli 2025 tot wijziging van dit ministerieel besluit, begint de termijn van 10 jaar van deze certificaties, vermeld in artikel 24, § 6, te lopen 10 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit van 4 juli 2025 tot wijziging van dit besluit voor de certificatie van de type reproducties die vóór die datum zijn afgegeven.
Toleranties: karakters hoogte en breedte - 0 mm, + 2 mm
Toleranties: karakters hoogte en breedte - 0 mm, + 2 mm
Toleranties: karakters hoogte en breedte +/- 0.5 mm
1. Procedure voor het indienen van de aanvraag tot certificatie van een type reproductie
1.1. Aanvraag tot certificatie van het type reproductie
§ 1. De aanvraag tot certificatie van een type reproductie wordt ingediend bij de Directeur-Generaal of zijn gemachtigde bevoegd voor het Wegverkeer bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
Ze heeft betrekking op minstens één type reproductie van de kentekenplaat.
§ 2. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:
1° een staal van elk type reproductie van de kentekenplaat, met opschrift van de karakters;
2° een dossier dat bestaat uit een gedetailleerde technische beschrijving;
3° de resultaten van de testen, vermeld in punt 2 van deze bijlage, uitgevoerd door een ISO 17 025 geaccrediteerd laboratorium;
§ 3. De Minister of zijn gemachtigde verleent de certificatie van het type reproductie binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf de datum waarop de fabrikant of zijn vertegenwoordiger in kennis is gesteld dat diens aanvraag volledig is.
Bij gebrek aan een beslissing over de certificatie van het type reproductie binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag tot certificatie, wordt de certificatie geacht te zijn verleend.
1.2. Wijziging van de certificatie van een type reproductie
§ 1. De aanvraag tot wijziging van een reeds gecertificeerd type reproductie moet worden ingediend bij de Directeur-Generaal of zijn gemachtigde bevoegd voor het Wegverkeer bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
§ 2. Deze aanvraag tot wijziging gaat vergezeld van dezelfde documenten als die vermeld in punt 1.1., § 2 van deze bijlage.
§ 3. De Minister of zijn gemachtigde geeft de wijziging van de certificatie van het type reproductie af binnen een termijn van negentig kalenderdagen vanaf de datum waarop de fabrikant of zijn vertegenwoordiger in kennis werd gesteld van het feit dat zijn aanvraag volledig was.
Bij gebrek aan een beslissing binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek, wordt de certificatie geacht te zijn verleend.
1.3. Vernieuwing van de certificatie van het type reproductie
§ 1. De aanvraag tot vernieuwing moet uiterlijk zes maanden vóór de vervaldatum van de geldigheid van de certificatie worden ingediend. Het verzoek tot hernieuwing moet worden ingediend bij de Directeur-Generaal of zijn gemachtigde bevoegd voor het Wegverkeer bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.
§ 2. De aanvraag tot vernieuwing moet vergezeld gaan van dezelfde documenten als deze gespecificeerd onder punt 1.1., § 2 van deze bijlage.
§ 3. De Minister of zijn gemachtigde geeft de vernieuwing van de certificatie van het type reproductie uit binnen negentig kalenderdagen vanaf de datum waarop de aanvrager in kennis werd gesteld van het feit dat zijn aanvraag volledig was.
Bij gebrek aan een beslissing over de vernieuwing van de certificatie van het type reproductie binnen negentig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag tot certificatie, wordt de certificatie geacht te zijn verleend.
2. Vereiste tests
2.1. Tests uitgevoerd door de directie verantwoordelijk voor de inschrijving van voertuigen bij het Directoraatgeneraal Wegvervoer en Verkeersveiligheid
- Keuring van de overstemming van de afmeting en de schikking van de karakters met de bepalingen opgenomen in bijlage 1 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen;
- Keuring van de overeenstemming van het Europese symbool met het symbool beschreven in de artikelen 3, 11, 18 en 24 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
2.2. Tests uitgevoerd door een ISO 17025 gecertificeerd laboratorium
De tests zijn gebaseerd op de tests die zijn beschreven in:
- de norm: ISO 7591 ″ Road vehicles - Retro reflective registration plates for motor vehicles and trailers - Specifications ″ uit 1982;
- de norm: British Standard BS AU 145d de 1998 ″Specification for Retroreflecting number plates ″;
- de Franse norm NF R14-336 van juli 2006 ″ Plaques d’immatriculation rétro-réfléchissantes pour véhicules à moteur et leurs remorques - Spécifications ″.
Ze bestaan uit de keuringen beschreven in de punten 2.2.1 tot en met 2.2.11 hieronder.
2.2.1. Keuring van de overeenstemming van de fotometrische kenmerken met de specificaties opgenomen in tabel 1 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen
2.2.2. Keuring van de overeenstemming van de colorimetrische kenmerken met de specificaties opgenomen in tabel 2 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
De chromatische waarden van de karakters moeten binnen de hieronder gedefinieerde limieten vallen.
2.2.3. Keuring van de overeenstemming van de chromatische waarden.
De rode kleur moet zich bevinden binnen de grenzen vermeld in tabel 3 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, of RAL 3003 zijn met een visuele deltatolerantie E van maximaal 4 (DELTA.E=4 ).
De groene kleur moet zich bevinden binnen de grenzen vermeld in tabel 3 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, of RAL 6005 zijn met een visuele deltatolerantie E van maximaal 4 (DELTA.E=4).
De witte kleur moet zich bevinden binnen de grenzen vermeld in tabel 3 van bijlage 3 van het ministerieel besluit van 23 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen.
2.2.4. Reproducties gebruikt voor testen
De reproducties die worden gebruikt voor het testen moeten representatief zijn voor de huidige productie. Alle kentekenplaten moeten gedurende 24 uur worden geconditioneerd bij (23 ± 6) °C en een relatieve vochtigheid van (50 ± 10)% voordat ze aan tests kunnen worden onderworpen.
2.2.5. Hitteweerstand
De kentekenplaat moet in de onderstaande volgorde worden blootgesteld aan de volgende omstandigheden:
a) 12 opeenvolgende uren bij een temperatuur van (65 ± 2) °C en een relatieve vochtigheid van (10 ± 5) %;
b) 1 uur bij een temperatuur van (23 ± 2) °C en (50 ± 10) % relatieve vochtigheid;
c) 12 opeenvolgende uren bij een temperatuur van -20°C.
De plaat wordt na een rustperiode van 4 uur onder normale laboratoriumomstandigheden onderzocht.
De afgewerkte plaat die is getest in overeenstemming met de hierin beschreven test mag geen waarneembare oppervlaktescheuren of vervorming vertonen.
2.2.6. Hechting van de retroreflecterende film op de ondergrond
De hechting van aangebrachte of vastgehechte retroreflecterende producten wordt als volgt gecontroleerd:
- de aangebrachte producten mogen niet zonder gereedschap of zonder beschadiging losgemaakt kunnen worden;
- na een wachtperiode van 24 uur wordt het monster minimaal één uur bewaard bij een temperatuur van -20°C.
De film wordt geacht de test te hebben doorstaan als het binnen één minuut na het verwijderen van het monster uit de koelruimte onmogelijk is om de film in één stuk van de ondergrond te verwijderen.
2.2.7. Schokweerstand
De plaat wordt gedurende 1 uur bij 23°C±5°C geconditioneerd. Direct daarna wordt het monster met de retroreflecterende zijde naar boven op een betonblok of op een 12,5 mm dikke staalplaat geplaatst. Vervolgens laat men een stalen kogel met een diameter van 25 mm vanaf een hoogte van 2 m op een deel van het monster vallen.
De afgewerkte plaat die aan de test wordt onderworpen, mag niet barsten en de retroflecterende film mag niet zonder beschadiging van zijn ondergrond losgemaakt kunnen worden.
2.2.8. Buigweerstand
60 seconden na de hieronder beschreven testomstandigheden mag de maximale doorbuiging niet groter zijn dan 25 mm.
De kentekenplaat moet worden geplaatst overeenkomstig figuur 1. De plaat moet aan het ene uiteinde door een uitsparing worden bevestigd en aan het andere uiteinde vrij zijn.
Het vrije uiteinde moet zich op een afstand van 80 mm van de inbouwpositie bevinden.
Op 10 mm van het vrije uiteinde moet een massa M worden opgehangen en bevestigd aan een punt op de lengteas van de plaat. De totale massa (inclusief de massa M, de ophanging en de bevestiging ervan) moet 3 kg bedragen.
Een verticaal profiel moet worden geplaatst aan het uiteinde van de plaat om zo de doorbuiging te meten op het ogenblik dat de massa van 3 kg toegepast wordt.
De plaat moet vóór het testen gedurende ten minste 2 uur worden geconditioneerd bij een temperatuur van 20°C±2°C.
Figuur 1 – Buigtest - Opstelling van de apparatuur
2.2.1. Weerstand tegen water
Dompel de plaat gedurende 24 opeenvolgende uren onder in geïoniseerd water van (23 ± 5) °C en laat ze vervolgens 48 uur drogen bij kamertemperatuur.
Na de test mag de plaat geen tekenen van beschadiging vertonen die de effectiviteit ervan zouden kunnen verminderen.
2.2.2. Weerstand tegen zoutnevel
Stel de plaat bloot aan de werking van een zoutnevel gedurende twee cycli van elk 22 uur, gescheiden door een interval van 2 uur bij kamertemperatuur waarin de plaat kan drogen.
De zoutnevel wordt geproduceerd door bij een temperatuur van (35 ± 2) °C een zoutoplossing te verstuiven die wordt verkregen door 5 delen (m/m) natriumchloride op te lossen in 95 delen (m/m) geïoniseerd water.
Was de plaat na deze test met water, veeg deze af met een doek en onderzoek de plaat.
De geteste plaat mag geen corrosie vertonen die de effectiviteit ervan zou kunnen verminderen.
2.2.3. Duurzaamheid
Stel de plaat bloot aan een stralingsbron die voldoet aan ISO 105-B02, gedurende de tijd die nodig is om standaardblauw nr. 7 op de grijsschaal te laten verkleuren naar contrast nr. 4.
Na deze test mag de luminantiefactor niet lager zijn dan 80% van de waarden in tabel 2 van bijlage 3.
De retroreflectiecoëfficiënt mag niet minder bedragen dan 50% van de waarde in tabel 1 van bijlage 3, voor een belichtingshoek van 5° en een divergentiehoek van 0° 20’.