Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Voor het toepassen van de procedure die in dit besluit geregeld wordt, kunnen enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 2° et 7° van de Wegcode, door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep gemachtigd worden.

De wegcontroleurs bedoeld in artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 februari 2023 betreffende de wegcontrole kunnen ook door de procureur-generaal bij het hof van beroep worden gemachtigd voor het toepassen van de procedure die in dit besluit wordt geregeld, en dit binnen de grenzen van hun bevoegdheden.

Artikel 1 Vlaams Gewest

Voor het toepassen van de procedure die in dit besluit geregeld wordt, kunnen enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 2° et 7° van de Wegcode, door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep gemachtigd worden.

Voor de toepassing van de procedure, vermeld in dit besluit, zijn ook de wegeninspecteurs, vermeld in artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, bevoegd.

Artikel 1 Waals Gewest

Voor het toepassen van de procedure die in dit besluit geregeld wordt, kunnen enkel de bevoegde personen bedoeld in artikel 3, 1°, 2° et 7° van de Wegcode, door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep gemachtigd worden.

Artikel 2

Onder de in artikel 65 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, vastgestelde voorwaarden, kunnen de in artikel 2 van bijlage 1 bij dit besluit aangewezen en op een openbare plaats vastgestelde overtredingen van de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, aanleiding geven tot de inning, per overtreding, van de in dezelfde bijlage vermelde sommen.

Artikel 3

Voor de inning en de consignatie van een som wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren die samengevoegd zijn in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg.

Indien tegelijkertijd verschillende overtredingen ten laste van een zelfde overtreder worden vastgesteld, moeten ze op hetzelfde formulier worden vermeld.

Voor de toepassing van de inningsprocedure mag dit formulier worden vervangen door een proces-verbaal indien de som niet werd geïnd op het ogenblik van de vaststelling van de overtreding.

Artikel 4

Het totaal van de in artikel 2 bedoelde te innen sommen mag ten laste van een zelfde overtreder 2.750 euro niet overschrijden.

Artikel 5

De betaling kan op de volgende manier geschieden :

1. Betaling in geld

1.1. De betaling in geld is van toepassing op personen die geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben. Voor die betaling vult de bevoegde agent de stroken A, B en C van het formulier in, waarvan :

  • strook A dezelfde dag wordt verzonden aan het openbaar ministerie bij de bevoegde politierechtbank;
  • strook B aan het boekje gehecht blijft;
  • strook C aan de overtreder wordt afgegeven.

1.2. De som wordt betaald in euro met bankbiljetten en, in voorkomend geval, met munten van 1 of 2 euro of 50 cent.

2. Betaling met bank- of kredietkaart

2.1. De betaling met een bank- of kredietkaart is van toepassing op personen die al dan niet een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben.

Voor die betaling vult de bevoegde agent de stroken A, B en C van het formulier in, waarvan :

  • strook A dezelfde dag wordt verzonden aan het openbaar ministerie bij de bevoegde politierechtbank;
  • strook B aan het boekje gehecht blijft;
  • strook C aan de overtreder wordt afgegeven.

2.2. De te innen som wordt steeds uitgedrukt in euro.

3. Betaling met overschrijving

3.1. De betaling met overschrijving is slechts van toepassing op personen die een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben. Voor die betaling vult de bevoegde agent de stroken A, B en C van het formulier in, waarvan :

  • strook A dezelfde dag wordt verzonden aan het openbaar ministerie bij de bevoegde politierechtbank;
  • strook B aan het boekje gehecht blijft;
  • strook C aan de overtreder wordt afgegeven.

3.2. Een document met een overschrijvingsformulier wordt aan de overtreder overhandigd tegelijkertijd met de strook C van het formulier of wordt tegelijkertijd met of na het afschrift van het proces-verbaal gestuurd. Dit document bevat de elementen die zijn opgenomen in het model voorgeschreven in bijlage 3 van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg. Het kan evenwel bijkomende inlichtingen bevatten.

In het in 3.1 bedoelde geval wordt de gestructureerde mededeling op het overschrijvingsformulier overgenomen op het formulier.

3.3. De betaling met overschrijving wordt uitgevoerd binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de in 3.2 bedoelde afgifte of verzending van het document.

3.4. De gestructureerde mededeling wordt vermeld als mededeling van de overschrijving.

De datum van betaling door de bankinstelling dient als bewijs van de datum van betaling.

3.5. De te innen som wordt steeds uitgedrukt in euro.

4. De overtreder mag slechts van één betalingswijze toepassing maken.

Artikel 6

§ 1. Indien de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft en de voorgestelde som niet onmiddellijk betaalt, is de per overtreding in consignatie te geven som gelijk aan de te innen som.

Het totaal van de ter plaatse te consigneren sommen mag ten laste van een zelfde overtreder 2.750 euro niet overschrijden.

§ 2. In geval van consignatie van een som wordt gebruikgemaakt van genummerde formulieren die samengevoegd zijn in genummerde boekjes en die overeenstemmen met het model van bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg. Indien tegelijkertijd meerdere overtredingen ten laste van een zelfde overtreder worden vastgesteld, moeten ze op hetzelfde formulier worden vermeld.

§ 3. De in artikel 5, 1 en 2 bedoelde procedure is van toepassing in geval van consignatie van een som.

Artikel 7

Wanneer een formulier voor inning of consignatie van een som ongeldig moet worden gemaakt, constateert de ambtenaar die er houder van is, die ongeldigmaking door middel van een gedagtekende en ondertekende vermelding op alle stroken van het formulier.

Artikel 8

De overeenkomstig de artikelen 2, 4 en 6 in geld geïnde of geconsigneerde sommen worden minstens eenmaal om de twee weken gestort aan de Federale Overheidsdienst Financiën.

Artikel 9

Alle bescheiden betreffende de inning of de consignatie van een som worden gedurende vijf jaar bewaard in de kantoren waartoe de in artikel 1 bedoelde personen behoren.

Hoofdstuk 2. Wijzigingsbepalingen

Artikel 10

In artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, vervangen door het koninklijk besluit van 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 3, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

2° in de bepaling onder 3.1, eerste lid, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

3° in de bepaling onder 3.2, laatste lid, wordt de zin « Dit document vermeldt de instructies die vereist zijn om de E-betaling met bank- of kredietkaart te verrichten. » opgeheven;

4° in de bepaling onder 3.3., worden de woorden « of de E-betaling met bank- of kredietkaart » opgeheven;

5° in de bepaling onder 3.4, wordt de zin « In geval van betaling met overschrijving wordt de gestructureerde mededeling vermeld in de mededeling van de overschrijving. » vervangen als volgt : « De gestructureerde mededeling wordt vermeld in de mededeling van de overschrijving. »;

6° de bepaling onder 3.5 wordt opgeheven.

Artikel 11

In artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, vervangen door het besluit van 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 3, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

2° in de bepaling onder 3.1, eerste lid, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

3° in de bepaling onder 3.2, laatste lid, wordt de zin « Dit document vermeldt de instructies die vereist zijn om de E-betaling met bank- of kredietkaart te verrichten. » opgeheven;

4° in de bepaling onder 3.3, worden de woorden « of de E-betaling met bank- of kredietkaart » opgeheven;

5° in de bepaling onder 3.4, wordt de zin « In geval van betaling met overschrijving wordt de gestructureerde mededeling vermeld in mededeling van de overschrijving. » vervangen als volgt : « De gestructureerde mededeling wordt vermeld in de mededeling van de overschrijving. »;

6° de bepaling onder 3.5 wordt opgeheven.

Artikel 12

In artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten, vervangen door het besluit van 27 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 3, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

2° in de bepaling onder 3.1, eerste lid, wordt de zin « De betaling met overschrijving of de E-betaling met een bank- of kredietkaart is slechts van toepassing op personen die een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben. » vervangen door de zin « De betaling met overschrijving is slechts van toepassing op personen die een woonplaats of vaste verblijfplaats in België hebben en op personen zonder woonplaats of vaste verblijfplaats in België die niet werden aangehouden op de plaats van de overtreding. »;

3° in de bepaling onder 3.2, laatste lid, wordt de zin « Dit document vermeldt de instructies die vereist zijn om de E-betaling met bank- of kredietkaart te verrichten. » opgeheven;

4° in de bepaling onder 3.3, worden de woorden « of de E-betaling met bank- of kredietkaart » opgeheven;

5° in de bepaling onder 3.4, wordt de zin « In geval van betaling met overschrijving wordt de gestructureerde mededeling vermeld in mededeling van de overschrijving. » vervangen als volgt : « De gestructureerde mededeling wordt vermeld in de mededeling van de overschrijving. »;

6° de bepaling onder 3.5 wordt opgeheven.

Artikel 13

In artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 1 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° in de bepaling onder 3, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

2° in de bepaling onder 3.1, eerste lid, worden de woorden « of de E-betaling met een bank- of kredietkaart » opgeheven;

3° in de bepaling onder 3.2, laatste lid, wordt de zin « Dit document vermeldt de instructies die vereist zijn om de E-betaling met bank- of kredietkaart te verrichten. » opgeheven;

4° in de bepaling onder 3.3, worden de woorden « of de E-betaling met bank- of kredietkaart » opgeheven;

5° in de bepaling onder 3.4, wordt de zin « In geval van betaling met overschrijving wordt de gestructureerde mededeling vermeld in mededeling van de overschrijving. » vervangen als volgt : « De gestructureerde mededeling wordt vermeld in de mededeling van de overschrijving. »;

6° de bepaling onder 3.5 wordt opgeheven.

Artikel 14

Bijlage 2 bij het besluit van 19 juli 2000, vervangen bij het besluit van 1 september 2006, wordt vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.

De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog in omloop zijnde formulieren die voldoen aan bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000, vervangen door het besluit van 1 september 2006, mogen verder gebruikt worden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, op voorwaarde dat de woorden « Reglementering uitzonderlijke voertuigen » wordt vermeld en de vermelding « of elektronische betaling » op de formulieren wordt geschrapt.

Artikel 15

Bijlage 3 bij het besluit van 19 juli 2000, ingevoegd bij het besluit van 27 maart 2006, wordt vervangen door bijlage 3 bij dit besluit.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking op de tiende dag van de maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 17

De minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor het Wegverkeer zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1

Artikel 1

De definities van artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen zijn van toepassing op deze bijlage.

Artikel 2

A) Vergunning/voorschriften
B) Belading
C) Begeleiding
D) Tijdvensters
E) Uitrusting
F) Bijzondere verkeersregels

Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Aanhangsel 3 : afwezigheid van begeleidingsvoertuigen of verkeerscoördinator
Aanhangsel 4 : onvoldoende aantal begeleidingsvoertuigen of begeleiders

Overtreding
Reglementering
Te innen som
A) Vergunning/voorschriften
a1
Het uitzonderlijk voertuig rijdt zonder vergunning.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste lid
aanhangsel 1
a2
Het uitzonderlijk voertuig rijdt met een vergunning die wordt niet afgegeven op naam van de gebruiker voor wie het uitzonderlijk voertuig in het verkeer wordt gebracht.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste lid
500 EUR
a3
Het uitzonderlijk voertuig rijdt met een verlopen vergunning.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste, tweede en derde lid en art. 7
aanhangsel 1
a4
Het uitzonderlijk voertuig rijdt zonder zich te houden aan de voorgeschreven reisweg.
KB 2.6.2010 art. 5, § 1, eerste en tweede lid
aanhangsel 1
a5
Het uitzonderlijk voertuig rijdt met een vergunning waarin de door de gebruiker ingediende technische gegevens van het voertuig groter zijn dan die van de technische afwijking van het voertuig.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste lid
aanhangsel 1
a6
Het uitzonderlijk voertuig rijdt met een vergunning met (een) ander(e) chassisnummer(s) dan dat van het/de gecontroleerde voertuig(en).
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste tot vierde lid en MB 16.12.2010, art. 4
aanhangsel 1
a7
Meerdere uitzonderlijke voertuigen rijden op hetzelfde ogenblik met dezelfde vergunning.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste tot vijfde lid
500 EUR
(per extra voertuig)
a8
Het uitzonderlijk voertuig rijdt terwijl het de voorschriften inzake massa of afmetingen, voorzien in de vergunning, overschrijdt.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, eerste en tweede lid
aanhangsel 1
a9
Zich niet houden aan bepaalde voorschriften van de vergunning om de verkeersveiligheid te verzekeren en het verkeer van het uitzonderlijk voertuig veilig en vlot te laten verlopen.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, tweede lid
aanhangsel 2
a10
De vergunning is niet afgedrukt op wit papier van A4-formaat in gewone zwarte druk;
of de vergunning, sommige vermeldingen op de vergunning of de waarmerkingsmiddelen zijn onleesbaar;
of de vergunning is onvolledig.
KB 2.6.2010, art. 5, § 1, vierde lid, MB 16.12.2010, art. 8, tweede lid of art. 9 of art. 10, § 2
55 EUR
a11
Het uitzonderlijk voertuig waarvoor een vergunning bestaat, rijdt zonder vergunning aan boord van het voertuig of van het begeleidingsvoertuig, maar het bestaan ervan kon onmiddellijk bewezen worden.
KB 2.6.2010, art. 36, eerste en tweede lid
55 EUR
B) Belading
b1
Met uitzondering van het extra gewicht en het geval van de demontage bedoeld in artikel 12, tweede lid, vervoert een uitzonderlijk voertuig meer dan één voorwerp in een afmeting die niet-conform de Wegcode en het Technisch Reglement is;ofmeerdere voorwerpen worden vervoerd met een uitzonderlijk voertuig, waarvan de maximaal toegelaten massa niet-conform het Technisch Reglement is.
KB 2.6.2010 : art. 10
aanhangsel 1
b2
Palen, lange elementen of geprefabriceerde balken worden gelijktijdig vervoerd zonder dat artikel 10 wordt nageleefd, en zonder dat hiervoor een rechtvaardiging op grond van technische of stabiliteitsredenen in de bij de vergunning gevoegde nota van de bouwer is opgenomen.
KB 2.6.2010, art. 10 en art. 11
aanhangsel 1
b3
De ondeelbare lading wordt niet zodanig geplaatst dat de uitzonderlijke afmetingen van het voertuig tot een minimum worden beperkt (zonder afbreuk te doen aan de uitzonderingen voorzien in alinea 2 en 3 van het artikel 12).
KB 2.6.2010, art. 12
150 EUR
b4
De uitsteek van de lading over het uiterste achtereinde van het uitzonderlijk voertuig groter dan de toegelaten norm door de Wegcode is niet gerechtvaardigd om technische of stabiliteitsredenen geattesteerd door een technische nota van de constructeur, gevoegd bij de vergunning.
KB 2.6.2010, art. 15
150 EUR
C) Begeleiding
c1
Er is geen begeleidingsvoertuig als dat vereist is (1), of het aantal begeleidingsvoertuigen of begeleiders is onvoldoende (2).
"- Eén begeleidingsvoertuig met een verkeerscoördinator is vereist als het uitzonderlijk voertuig aan minstens één van de volgende voorwaarden voldoet :
1° zijn lengte is groter dan 30,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 35,00 meter;
2° zijn breedte is groter dan 3,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 4,50 meter;
3° zijn massa is groter dan 90,000 ton;
KB 2.6.2010, art. 20, § 1, tweede lid of § 2, tweede lid of § 3, tweede lid
aanhangsel 3(1) of aanhangsel 4(2)
 
- Twee begeleidingsvoertuigen, waarvan één met een verkeerscoördinator, zijn vereist als het uitzonderlijk voertuig aan minstens één van de volgende voorwaarden of omstandigheden voldoet :
1° zijn lengte is groter dan 35,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 40,00 meter;
2° zijn breedte is groter dan 4,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 5,00 meter;
3° zijn hoogte is groter dan 4,80 meter;
4° zijn massa is groter dan 180,000 ton;
5° wanneer het uitzonderlijk voertuig een van de bewegingen bedoeld in artikel 29, § 1, moet uitvoeren;
6° wanneer het tegenliggend en/of het in de rijrichting rijdend verkeer moet worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid niet meer dan 70 km per uur bedraagt;
7° wanneer het uitzonderlijk voertuig moet rijden met beperkte snelheid op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting en waar de toegelaten maximumsnelheid meer dan 70 km per uur bedraagt.
 
 
 
- Drie begeleidingsvoertuigen, waarvan één met een verkeerscoördinator, zijn vereist als het uitzonderlijk voertuig aan minstens één van de volgende voorwaarden of omstandigheden voldoet :
1° zijn lengte is groter dan 40,00 meter;
2° zijn breedte is groter dan 5,00 meter;
3° om een brug over te rijden met behulp van bijkomende voertuigen of voorlopige bruggen. » .
 
 
c2
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, teneinde de verplaatsing van het konvooi zonder gevaar voor dit konvooi of voor de andere weggebruikers te laten verlopen : de niet-naleving van de positie van het begeleidingsvoertuig in het uitzonderlijke konvooi.
"- Als er één begeleidingsvoertuig met een verkeerscoördinator vereist is :
het begeleidingsvoertuig rijdt vooraan het konvooi. Het begeleidingsvoertuig rijdt echter achteraan, als het uitzonderlijk voertuig rijdt op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting.
- Als er twee begeleidingsvoertuigen, waarvan één met een verkeerscoördinator, vereist zijn :
één van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan het konvooi, het andere achteraan. Beide begeleidingsvoertuigen kunnen echter achteraan rijden, als het uitzonderlijk voertuig rijdt op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting.
- Als er drie begeleidingsvoertuigen, waarvan één met een verkeerscoördinator, vereist zijn :
één van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan het konvooi, de andere achteraan. De drie begeleidingsvoertuigen kunnen echter achteraan rijden, als het uitzonderlijk voertuig rijdt op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting. » .
KB 2.6.2010, art. 20, § 1, laatste lid of § 2, laatste lid of § 3, laatste lid
300 EUR
c3
Er is geen schriftelijke aanwijzing van de verkeerscoördinator.
KB 2.6.2010, art. 26, § 1, eerste lid
100 EUR
c4
De verkeerscoördinator of een begeleider geeft de bestuurder of de weggebruikers niet de nodige aanwijzingen om de veiligheid van het verkeer te verzekeren en de doortocht van het uitzonderlijk voertuig te vergemakkelijken, met name :
1° op kruispunten zonder verkeerslichten, door het verkeer uit de dwarsstraten niet stil te leggen;
2° op kruispunten met verkeerslichten, door het voor een rood licht stilstaande verkeer niet staande te houden tot het konvooi het kruispunt heeft ontruimd;
3° door het tegenliggend of in de rijrichting rijdend verkeer niet stil te leggen op de openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid niet meer dan 70 km per uur bedraagt;
4° door het achteropkomend verkeer, dat in dezelfde richting rijdt, niet te verhinderen het uitzonderlijk voertuig in te halen of voorbij te rijden;
5° tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden waar het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter, door geen toortslamp met oranje kegel te gebruiken.
KB 2.6.2010, art. 27, § 1, eerste lid, art. 26, § 1, eerste en tweede lid, en § 2 en art. 28
500 EUR
c5
Niet begeleid worden door een politiedienst :
- om in tegengestelde zin van het verkeer te rijden op de openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid meer dan 70 km per uur bedraagt;
of
- om over te steken door de opening in de middenberm van een autosnelweg of van een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee zijn bestemd voor elke rijrichting;
of
- wanneer het tegenliggend of het in de rijrichting rijdend verkeer moet worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid meer dan 70 km per uur bedraagt;
of
- om een brug over te rijden op een autosnelweg of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee zijn bestemd voor elke richting en waarop de maximale toegelaten snelheid hoger is dan 70 km/u, indien de vergunning een overschrijding aan maximum 5km/u voorschrijft.
KB 2.6.2010, art. 29, § 1
1.400 EUR
c/1.1
Het uitzonderlijk landbouwvoertuig :
- dat uitsluitend in het kader van een landbouwactiviteit worden gebruikt;
- met een breedte groter dan 3,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 4,25 meter en met een lengte kleiner dan of gelijk aan 27,00 meter en met een hoogte en massa die voldoen aan de Wegcode en het Technisch Reglement;
- dat zich verplaats binnen een straal van maximum 25 kilometer rond de exploitatiezetel of het erf;
en
- in geval van een getrokken landbouwvoertuig, wanneer dit beladen is met een landbouwmachine of landbouwmaterieel;
wordt niet gesignaleerd door een waarschuwingsvoertuig.
KB 2.6.2010, art. 2, § 1er, 12° en art. 34/1 tot 34/3
500 EUR
c/1.2
Ten minste één paneel conform bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010 is niet op het waarschuwingsvoertuig geplaatst of is niet voor- en achteraan zichtbaar.
KB 2.6.2010, art. 34/4
150 EUR
c/1.3
Het waarschuwingsvoertuig gebruikt niet bestendig de dimlichten (indien niet uitgerust met dagrijlichten bedoeld in artikel 28 van het Technisch Reglement).
KB 2.6.2010, art. 34/5, eerste lid
150 EUR
c/1.4
Het waarschuwingsvoertuig gebruikt niet ten minste één geeloranje knipperlicht op het dak of dit licht is niet rondom zichtbaar.
KB 2.6.2010, art. 34/5, tweede lid
200 EUR
c/1.5
Het paneel en het knipperlicht worden niet verwijderd zodra het voertuig niet meer beantwoordt aan de functie van waarschuwingsvoertuig.
KB 2.6.2010, art. 34/5, derde lid
55 EUR
c/1.6
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden, teneinde de verplaatsing van het konvooi zonder gevaar voor dit konvooi of voor de andere weggebruikers te laten verlopen : de niet-naleving van de positie van het waarschuwingsvoertuig.
"Het waarschuwingsvoertuig rijdt vooraan het konvooi.
Het waarschuwingsvoertuig rijdt echter achteraan, als het landbouwvoertuig rijdt op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting. » .
KB 2.6.2010, art. 34/6
300 EUR
D) Tijdvensters
d1
Op wegen en autosnelwegen is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen breder dan 4,00 meter verboden van 06.00 u. tot 21.00 u. (Bij uitzondering is dit verbod niet van toepassing op landbouwvoertuigen op de andere wegen dan autosnelwegen).
KB 2.6.2010, art. 30, § 1, eerste lid
300 EUR
d2
In afwijking van het eerste lid, is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen breder dan 3,50 meter van 06.00 u. tot 21.00 u. verboden op de autosnelwegen bestaande uit minder dan drie rijstroken in de gevolgde rijrichting, behalve op op- en afritten van autosnelwegen met ten minste 3 rijstroken die door het verkeersbord F5 gesignaleerd zijn.
KB 2.6.2010, art. 30, § 1, tweede lid
300 EUR
d3
Op alle wegen en autosnelwegen is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen langer dan 30,00 meter verboden van 06.00 u. tot 21.00 u. (Bij uitzondering is dit verbod niet van toepassing op landbouwvoertuigen op de andere wegen dan autosnelwegen).
KB 2.6.2010, art. 30, § 1, derde lid
300 EUR
d4
Op alle wegen en autosnelwegen is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen verboden op 1 januari, Paasmaandag, 1 mei, Onze-Lieve-Heer-Hemelvaart, Pinkstermaandag, 21 juli, 15 augustus, 1 november, 11 november en 25 december. Het verbod gaat daags voordien in om 16.00 u. en eindigt de dag zelf om middernacht. (Bij uitzondering is dit verbod niet van toepassing op landbouwvoertuigen op de andere wegen dan autosnelwegen).
KB 2.6.2010, art. 30, § 1 vierde lid
300 EUR
d5
Op alle wegen en autosnelwegen, is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen verboden van zaterdag 12.00 u. tot zondag middernacht, behalve voor kraanauto's met een massa van ten hoogste 96 ton, die niet breder dan 3,00 meter zijn. (Bij uitzondering is dit verbod niet van toepassing op landbouwvoertuigen op de andere wegen dan autosnelwegen).
KB 2.6.2010, art. 30, § 1, vijfde lid
300 EUR
d6
Op alle wegen en autosnelwegen, is het verkeer van uitzonderlijke voertuigen verboden tussen 07.00 u en 09.00 u en tussen 16.00 u. en 18.00 u., behalve voor uitzonderlijke voertuigen met een massa van ten hoogste 60,00 ton, die niet breder zijn dan 3,50 meter en niet langer zijn dan 27,00 meter, voor zover de vergunning geen voorschriften voorziet die een invloed kunnen hebben op de doorstroming van het verkeer door op de reisweg specifieke maneuvers op te leggen of de snelheid van het uitzonderlijke voertuig beperken. (Bij uitzondering is dit verbod niet van toepassing op landbouwvoertuigen op de andere wegen dan autosnelwegen).
KB 2.6.2010, art. 30, § 1, zesde lid
500 EUR
E) Uitrusting
e1
Een enkelvoudig uitzonderlijk voertuig langer dan 19,00 meter is vooraan en achteraan niet uitgerust met minstens één gestuurde as.
KB 2.6.2010, art. 9, lid 1
400 EUR
e2
Voor een uitzonderlijke sleep langer dan 27,00 meter is het langst getrokken voertuig niet uitgerust met minstens één gestuurde as.
KB 2.6.2010, art. 9, lid 2
400 EUR
e3
Op het uitzonderlijk voertuig is voor- en achteraan geen paneel of opschrift geplaatst, conform de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010.
KB 2.6.2010, art. 16, eerste lid
150 EUR
e4
De onderste rand van het paneel of het opschrift zoals bepaald onder e3 is niet op minstens 0,40 meter boven de grond geplaatst.
KB 2.6.2010, art. 16, tweede lid
55 EUR
e5
De panelen of de opschriften zijn niet onzichtbaar gemaakt zodra het voertuig niet meer beantwoordt aan de kenmerken van het uitzonderlijk voertuig.
KB 2.6.2010, art. 16, derde lid
55 EUR
e6
Het uitzonderlijk voertuig is niet uitgerust met :
- vooraan minstens twee oranjegele knipperlichten, aan weerszijden op de stuurhut gemonteerd, die permanent werken gedurende het uitzonderlijk vervoer en zichtbaar zijn vanuit een hoek van minstens 270 ° graden;
- achteraan een oranjegeel knipperlicht, gemonteerd op het linkerachteruiteinde van het voertuig of van de lading als die buiten het achtereinde van het voertuig uitsteekt en zichtbaar is naar achteren over een hoek van 180 graden.
of deze lichten zijn niet permanent in werking gedurende het uitzonderlijk vervoer.
KB 2.6.2010, art. 17
200 EUR
e7
Het uitzonderlijk voertuig is niet uitgerust met het volgende veiligheidstoebehoren :
- een tweede gevarendriehoek;
- twee draagbare, oranjegele, enkelgerichte elektronische flashlichten, zichtbaar op een afstand van ten minste 100 meter.
KB 2.6.2010, art. 18
150 EUR
e8
Voor een uitzonderlijk voertuig langer dan 22,00 meter is de retroreflecterende markering niet aan beide zijden over de gehele lengte van het geladen uitzonderlijk voertuig aangebracht.
KB 2.6.2010, art. 19, 1°
300 EUR
e9
Als het uitzonderlijk voertuig (met uitzondering van de kraanauto) breder is dan 2,55 meter, zijn er geen vier panelen geplaatst, twee vooraan en twee achteraan, om de breedte van het uitzonderlijk voertuig af te bakenen, overeenkomstig de voorschriften van artikel 28, § 6, 3, 1° van het Technisch Reglement (met dien verstande dat de vierkante panelen bedoeld in artikel 28, § 6, 3, 1°, tweede lid van het Technisch Reglement enkel op de uitzonderlijke voertuigen met een maximale breedte van 3,50 meter mogen worden geplaatst) of, tot 31 december 2015, overeenkomstig artikel 47.1 van de Wegcode (met dien verstande dat ten minste de witte strepen op de panelen vooraan en ten minste de rode strepen op de panelen achteraan retroreflecterend zijn);
of, de panelen vooraan zijn niet uitgerust met minstens een wit licht en de panelen achteraan met minstens een rood licht;
of, deze lichten zijn niet voortdurend in werking.
KB 2.6.2010, art. 19, 2°
300 EUR
e10
De onderste rand van de panelen zoals bepaald onder e9 is niet geplaatst op een hoogte tussen minimaal 0,40 meter en maximaal 2 meter gemeten vanaf de grond. (als de maximumhoogte om technische redenen niet in acht kan worden genomen, kan een grotere hoogte worden toegelaten).
of ze zijn niet zodanig bevestigd dat ze zelf geen hindernis vormen.
KB 2.6.2010, art. 19, 2°
55 EUR
e10/1
De lading die meer dan één meter buiten het achtereinde van het voertuig uitsteekt is niet gesignaleerd : met een paneel dat in overeenstemming is met artikel 28, § 6, 3, 1° van het Technisch Reglement of, tot 31 december 2015, met artikel 47.1 van de Wegcode;
of het paneel is niet uitgerust met een rood licht; of dit licht is niet voortdurend in werking.
KB 2.6.2010, art. 19/1
300 EUR
e10/2
De onderste rand van het paneel bedoeld in e10/1 is niet geplaatst op een hoogte tussen minimaal 0,40 meter en maximaal 2 meter gemeten vanaf de grond (een grotere hoogte kan worden toegestaan indien de maximumhoogte om technische redenen niet in acht kan worden genomen);
of het is niet bevestigd zodat het op zichzelf geen hindernis vormt;
of het paneel is niet vastgemaakt op het verst uitstekende gedeelte van de lading opdat het zich steeds in een vertikaal vlak loodrecht op de middelste lengteas van het voertuig bevindt.
KB 2.6.2010, art. 19/1
55 EUR
e11
Voor een uitzonderlijk voertuig breder dan 4,50 meter is de retroreflecterende markering niet vooraan en achteraan over de gehele breedte van het geladen uitzonderlijk voertuig aangebracht.
KB 2.6.2010, art. 19, 3°
300 EUR
e12
Het begeleidingsvoertuig is geen auto, een auto voor dubbel gebruik of een lichte vrachtauto, zoals bepaald in artikel 1 van het Technisch Reglement.
KB 2.6.2010, art. 21
400 EUR
e13
Op het begeleidingsvoertuig is voor- en achteraan geen paneel of opschrift geplaatst, conform de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010.
KB 2.6.2010, art. 22, tweede lid,
150 EUR
e14
De onderste rand van het paneel of het opschrift zoals bepaald onder e13 is niet minstens 0,40 meter boven de grond geplaatst.
KB 2.6.2010, art. 22, tweede lid,
55 EUR
e15
- Het begeleidingsvoertuig heeft geen gele kleur RAL codes 1003, 1004, 1023 of equivalent;
of
- de voor- en achterzijde van het voertuig zijn niet bedekt met afwisselende witte en rode strepen van 75 tot 120 millimeter breedte met een helling van 45 tot 60 graden over een oppervlakte van minstens een halve vierkante meter;
of
- de witte strepen vooraan en de rode strepen achteraan zijn niet retroreflecterend;
of
- er zijn geen retroreflecterende vlakken met "open pijlen" aangebracht op elke zijde van het voertuig;
of
- deze vlakken hebben niet minstens de afmetingen van 1,00 meter bij 0,30 meter;
of
- ze zijn niet rood en wit of rood en geel gekleurd;
of
- de pijlen wijzen niet naar de voorzijde van het voertuig of zijn niet 0,10 meter breed.
KB 2.6.2010, art. 22, eerste of derde of vierde of vijfde lid
400 EUR
e16
De begeleidingsvoertuigen zijn niet uitgerust met minstens twee geeloranje knipperlichten op het dak, die rondom zichtbaar zijn of gedurende het uitzonderlijk vervoer in werking zijn.
KB 2.6.2010, art. 23, eerste lid
300 EUR
e17
De achteraan rijdende begeleidingsvoertuigen zijn op het dak niet voorzien van een lichtbalk met gele amberkleurige directionele waarschuwingspijlen of deze zijn niet in werking gedurende het uitzonderlijk vervoer.
KB 2.6.2010, art. 23, tweede lid
300 EUR
e18
De begeleidingsvoertuigen zijn niet of niet allemaal zodanig uitgerust dat ze permanent met elkaar in verbinding blijven.
KB 2.6.2010, art. 24
300 EUR
e19
Niet minstens één begeleidingsvoertuig is voorzienvan de volgende uitrustingen en veiligheidsmaterieel :
- 1 brandblusser van 3 kilogram;
- 10 geeloranje reflecterende kegels of geeloranje wegafbakeningslichten;
- 2 witte toortslampen op batterijen met geeloranje kegels als toebehoren;
- 2 reflecterende verkeersborden C3 met handvat;
- 2 verkeersborden A51 op driepikkel;
- 1 decameter;
- 1 uitschuifbare meetlat van minimaal 6 meter.
KB 2.6.2010, art. 25
150 EUR
e20
Vanaf 1 september 2013, dragen de verkeerscoördinator en de begeleiders de signalisatiekledij, die voldoet aan het type NBN EN 471+A1:2008 en volgende, van klasse 3 of gelijkwaardig en bestaande uit een jas van gele kleur en eventueel een gele broek of uit een overall van dezelfde kleur, niet, indien zij de aanwijzingen bedoeld in artikel 27, 1ste lid buiten het voertuig dienen te geven.
KB 2.6.2010, art. 27/1, eerste lid
400 EUR
e21
een logo van zwarte kleur zoals bepaald in b) van de bijlage bij het koninklijk besluit van 2 juni 2010, van minimum 0,25 meter in horizontale afmeting met de juiste verhoudingen, wordt niet centraal op de rug van de jas of op de rug van het bovenste gedeelte van de overall geplaatst;
of een logo van zwarte kleur zoals bepaald in b) van hetzelfde bijlage, van minimum 0,08 meter in horizontale afmeting met de juiste verhoudingen, wordt niet rechts op de voorzijde van de jas of rechts op de voorzijde van het bovenste gedeelte van de overall geplaatst.
KB 2.6.2010, art. 27/1, tweede of derde lid
200 EUR
F) Bijzondere verkeersregels
f1
Als de weg besneeuwd of beijzeld is, bij mist, sneeuwval of regen die de zichtbaarheid tot minder dan 200,00 meter beperkt, stopt de bestuurder of de verkeerscoördinator het uitzonderlijk voertuig niet zodra mogelijk op een plaats waar het verkeer niet wordt gehinderd;
KB 2.6.2010, art. 30, § 3
600 EUR
f2
Op de autosnelwegen, evenals op de openbare wegen bestaande uit minstens twee rijstroken in de gevolgde rijrichting, laat het uitzonderlijk voertuig breder dan een rijstrook de tweede rijstrook, te rekenen vanaf de rechter boord van de rijweg, niet vrij voor andere weggebruikers indien de infrastructuur het toelaat.
KB 2.6.2010, art. 30/1
100 EUR
f3
De reisweg is niet verkend hoogstens 5 kalenderdagen vóór de datum waarop het uitzonderlijk vervoer in het verkeer wordt gebracht.
KB 2.6.2010, art. 31
500 EUR
f4
In de gevallen bedoeld in artikel 30, § 3, alsook in de artikelen 51 en 52 van de Wegcode, nemen de bestuurder en, in voorkomend geval, de begeleiders niet alle nodige maatregelen om de veiligheid en de vlotte doorstroming van het verkeer te verzekeren door zich niet te houden aan de bepalingen van artikel 51 van de Wegcode en in geval van ongeval van artikel 52 van deze Code.
KB 2.6.2010, art. 32/1
300 EUR
f5
De voertuigen van het konvooi gebruiken de dimlichten en de rode achterlichten niet bestendig.
KB 2.6.2010, art. 33
100 EUR
f6
De bestuurder van het uitzonderlijk voertuig en, in voorkomend geval, de verkeerscoördinator en de begeleiders verzekeren de veiligheid van het konvooi voor het dwarsen van een spooroverweg niet, met name :
- door zich niet ervan te vergewissen dat zij over voldoende tijd beschikken om op normale wijze een spooroverweg te dwarsen zonder te stoppen;
- door de plaatsen niet te verkennen alvorens de overweg te dwarsen en niet na te zien of er wijzigingen zijn gebeurd sedert de laatste verkenning;
- door de lengte- en dwarsprofielen van de wegen in de overwegzone niet te onderzoeken;
- door niet de nodige maatregelen te nemen om voldoende afstand tussen de onderkant van het uitzonderlijk voertuig en de grond te bewaren om niet in aanraking te komen met de sporen of met het wegdek;
- door geen waarnemer langs de weg te plaatsen, als de verticale afstand tussen het beschermingsportiek en het hoogste punt van het uitzonderlijk voertuig kleiner dan 10 centimeter is.
KB 2.6.2010, art. 34
700 EUR
Aanhangsels

Eerste aanhangsel :

Voor de overtredingen bedoeld in a1, a3, a4, a5, a6, b1 en b2, wordt het bedrag van de onmiddellijke inning bepaald door het berekenen van het percentage van overschrijding van de (maximaal toegelaten) massa of de afmetingen die zijn voorzien in het Technisch Reglement en de Wegcode.

Voor de overtredingen bedoeld in a8, wordt het bedrag van de onmiddellijke inning bepaald door het berekenen van het percentage van overschrijding van de maximaal toegelaten massa of de in de vergunning voorziene afmetingen.

Als meerdere afmetingen of maximaal toegelaten massa de normen van het Technisch Reglement, de Wegcode of de vergunning overschrijden, worden de bedragen gecumuleerd, zonder dat deze meer mogen bedragen dan het maximum van de geldboete, voorzien in artikel 29, § 2 van de gecoördineerde wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, vermeerderd met de opdeciemen.

De bedragen kunnen worden gecumuleerd met de bedragen die zijn voorzien in het tweede aanhangsel, zonder meer te mogen bedragen dan het maximum van de geldboete, voorzien in artikel 29, § 2 van de gecoördineerde wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, vermeerderd met de opdeciemen.

Het uitzonderlijk voertuig meet in hoogte :
Percentage van overschrijding :
Bedragen van onmiddellijke inning :
≤ 4,40 m
≤ 2 %
100 EUR
 
> 2 % ≤ 3 %
200 EUR
 
> 3 % ≤ 6 %
250 EUR
 
> 6 % ≤ 9 %
300 EUR
 
> 9 %
350 EUR
 
 
 
> 4,40 m
≤ 2 %
100 EUR
 
> 2 % ≤ 3 %
400 EUR
 
> 3 % ≤ 6 %
600 EUR
 
> 6 % ≤ 9 %
1.000 EUR
 
> 9 %
1.400 EUR

m = meter

Het uitzonderlijk voertuig weegt :
Percentage van overschrijding :
Bedragen van onmiddellijke inning :
≤ 90,00 T
≤ 5 %
100 EUR
 
> 5 % ≤ 10 %
300 EUR
 
> 10 % ≤ 20 %
500 EUR
 
> 20 % ≤ 40 %
600 EUR
 
> 40 % ≤ 60 %
800 EUR
 
> 60 %
1.000 EUR
 
 
 
> 90,00 T ≤ 120,00 T
≤ 5 %
100 EUR
 
> 5 % ≤ 10 %
500 EUR
 
> 10 % ≤ 20 %
1.000 EUR
 
> 20 % ≤ 40 %
1.200 EUR
 
> 40 %
1.400 EUR
     
> 120,00 T
≤ 5 %
150 EUR
 
> 5 % ≤ 10 %
600 EUR
 
> 10 % ≤ 20 %
1.200 EUR
 
> 20 %
1.400 EUR

T = ton

Het uitzonderlijk voertuig meet in breedte:
Percentage van overschrijding:
Bedragen van onmiddellijke inning:
≤ 3,50 m
> 0 % ≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
300 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
400 EUR
 
> 20 %
500 EUR
 
 
 
> 3,50 m ≤ 4,50 m
≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
600 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
700 EUR
 
> 20 %
1.000 EUR
 
 
 
> 4,50 m
≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
700 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
1.000 EUR
 
> 20 %
1.400 EUR

m = meter

Het uitzonderlijk voertuig meet in lengte:
Percentage van overschrijding:
Bedragen van onmiddellijke inning:
≤ 22 m
≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
300 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
400 EUR
 
> 20 %
500 EUR
 
 
 
> 22 m ≤ 30 m
≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
600 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
700 EUR
 
> 20 %
1.000 EUR
 
 
 
> 30 m
≤ 10 %
100 EUR
 
> 10 % ≤ 15 %
700 EUR
 
> 15 % ≤ 20 %
800 EUR
 
> 20 % ≤ 40 %
900 EUR
 
> 40 % ≤ 60 %
1.000 EUR
 
> 60 %
1.400 EUR

m = meter

Aanhangsel 2

Er is geen begeleiding door een politiedienst zoals voorgeschreven in de vergunning.
500 EUR
Het percentage van overschrijding van massa per as ten opzichte van de voorschriften van de vergunning is gelijk aan of lager dan 5 %.
100 EUR
Het percentage van overschrijding van massa per as ten opzichte van de voorschriften van de vergunning is hoger dan 5 %.
300 EUR
De tussenafstanden van de assen van elk voertuig zijn hoogstens 2 % minder ten opzichte van de voorschriften van de vergunning.
100 EUR
De tussenafstanden van de assen van elk voertuig zijn meer dan 2 % minder ten opzichte van de voorschriften van de vergunning.
300 EUR
Ieder ander voorschrift dan de voorschriften bedoeld in de punten 1° tot 5°.
55 EUR

Aanhangsel 3 : afwezigheid van begeleidingsvoertuigen of verkeerscoördinator :

Terwijl er 1 moet zijn :
500 EUR
Terwijl er 2 moeten zijn :
900 EUR
Terwijl er 3 moeten zijn :
1.200 EUR

Aanhangsel 4 : onvoldoende aantal begeleidingsvoertuigen of begeleiders :

1 in plaats van 2 :
500 EUR
1 in plaats van 3 :
800 EUR
2 in plaats van 3 :
500 EUR

Bijlage 2

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg

bijlage2a
bijlage2b

bijlage2c

 

Bijlage 3

Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg

bijlage3