HOOFDSTUK 1. — Definities en categorieën van uitzonderlijke voertuigen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder :

minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de openbare werken;

uitzonderlijk voertuig : een voertuig of een sleep waarvan de afmetingen, de eigenmassa, de massa onder de assen of de massa in beladen toestand, vanwege zijn constructie of zijn ondeelbare lading, de maxima, vermeld in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het technisch reglement, overschrijden;

werkdag : elke dag van de week, zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen uitgesloten;

begeleidingsvoertuig : het voertuig dat een uitzonderlijk voertuig begeleidt, met uitzondering van de voertuigen van politiediensten;

verkeerscoördinator : de begeleider die de leiding heeft over het uitzonderlijk vervoer;

begeleider : de bestuurder of passagier van een begeleidingsvoertuig;

konvooi : het geheel van het uitzonderlijk voertuig of, in de omstandigheden, vermeld in artikel 12, de uitzonderlijke voertuigen, en de begeleidings-, ondersteunings- of waarschuwingsvoertuigen;

landbouwvoertuig : elk voertuig of elke sleep van twee voertuigen als vermeld in artikel 1, § 2, punt 59 tot 61 en 76 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, die uitsluitend gebruikt worden in het kader van een landbouwactiviteit;

waarschuwingsvoertuig : elke personenauto, auto voor dubbelgebruik of lichte vrachtauto als vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, die een landbouwvoertuig als vermeld in artikel 12, signaleren;

10° technisch reglement : het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen en de aanpassingen ervan;

11° algemeen reglement op de politie van het wegverkeer : het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg en de daaruit volgende toepassingsbesluiten.

Artikel 2

§ 1. De uitzonderlijke voertuigen bestaan uit de volgende vier categorieën uitzonderlijke voertuigen :

categorie 1, waarvan de voertuigen voldoen aan de volgende voorwaarden :

a) de lengte van een enkelvoudig voertuig is kleiner dan of gelijk aan 19,00 meter;
b) de lengte van een sleep of een gelede bus is kleiner dan of gelijk aan 27,00 meter;
c) de breedte is kleiner dan of gelijk aan 3,50 meter;
d) de hoogte en massa voldoen aan bepalingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 en het koninklijk besluit van 15 maart 1968;

categorie 2, waarvan de voertuigen voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden :

a) de lengte van een enkelvoudig voertuig is groter dan 19,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 22,00 meter;
b) de lengte van een sleep is groter dan 27,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 30,00 meter;
c) de breedte is groter dan 3,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 4,25 meter;
d) de hoogte overschrijdt de grenzen, vermeld in het koninklijk besluit van 1 december 1975 en het koninklijk besluit van 15 maart 1968, en is kleiner dan of gelijk aan 4,50 meter;
e) de massa overschrijdt de grenzen, bepaald in het koninklijk besluit van 15 maart 1968, en is kleiner dan of gelijk aan 90,000 ton;

categorie 3, waarvan de voertuigen voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden :

a) de lengte van een enkelvoudig voertuig is groter dan 22,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 28,00 meter;
b) de lengte van een sleep is groter dan 30,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 35,00 meter;
c) de breedte is groter dan 4,25 meter en kleiner dan of gelijk aan 5,00 meter;
d) de hoogte is groter dan 4,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 4,80 meter;
e) de massa is groter dan 90,000 ton en kleiner dan of gelijk aan 120,000 ton;

categorie 4, waarvan de voertuigen voldoen aan minstens een van de volgende voorwaarden :

a) de lengte van een enkelvoudig voertuig is groter dan 28,00 meter;
b) de lengte van een sleep is groter dan 35,00 meter;
c) de breedte is groter dan 5,00 meter;
d) de hoogte is groter dan 4,80 meter;
e) de massa is groter dan 120,000 ton.

§ 2. In paragraaf 1 wordt verstaan onder :

enkelvoudig voertuig : een motorvoertuig dat als enig voertuig deel uitmaakt van het transport;

sleep : elke groep van voertuigen die aan elkaar gekoppeld zijn om door dezelfde kracht te worden voortbewogen.

§ 3. Enkelvoudige voertuigen die een startklare lengte hebben die groter is dan 19,00 meter, zijn vooraan en achteraan uitgerust met minstens één gestuurde as.

Bij slepen met een startklare lengte groter dan 27,00 meter is het langste getrokken voertuig uitgerust met minimaal één gestuurde as.

HOOFDSTUK 2. — De vergunningsprocedure, de retributie en de types van vergunningen

Afdeling 1. — De vergunningsprocedure

Artikel 3

§ 1. Bij de vergunningsaanvraag worden de volgende documenten gevoegd :

een attest van borgstelling in de gevallen, bepaald door de minister;

een attest van technische afwijking, tenzij dat afgeleverd is door de overheid waarbij de aanvraag wordt ingediend.

De minister bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de indiening van de vergunningsaanvraag en de nadere regels voor de borgstelling.

§ 2. De ontvangst van de vergunningsaanvraag wordt aan de aanvrager gemeld.

§ 3. Opdat de vraag ontvankelijk zou zijn, zijn de retributies die betrekking hebben op vroeger ingediende aanvragen, conform artikel 4 betaald.

§ 4. Als de aanvraag niet volledig is en bijkomende informatie vereist, wordt aan de aanvrager een opsomming gestuurd van de ontbrekende elementen binnen vijf werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

De aanvrager wordt op de hoogte gebracht van de datum van ontvangst van de ontbrekende elementen.

Als de ontvangen elementen nogmaals bijkomende informatie vereisen, wordt aan de aanvrager opnieuw een opsomming gestuurd van de ontbrekende elementen binnen drie werkdagen vanaf de datum, bepaald in het tweede lid.

De procedure herbegint conform het tweede en het derde lid totdat de aanvraag volledig is.

§ 5. Onder voorbehoud van paragraaf 4 wordt de aanvrager, binnen vijf werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, ervan op de hoogte gebracht of een raadpleging vereist is om de vergunning af te leveren.

Binnen drie werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de bijkomende informatie, verkregen conform paragraaf 4, wordt de aanvrager ervan op de hoogte gebracht of een raadpleging vereist is om de vergunning af te leveren.

§ 6. De vergunning of de weigering wordt aan de aanvrager genotificeerd binnen vijf werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag of binnen vijftien werkdagen vanaf die datum voor een aanvraag waarvoor een raadpleging vereist is.

Als er voor de aanvraag bijkomende informatie nodig was, wordt de vergunning of de weigering aan de aanvrager genotificeerd binnen vijf werkdagen vanaf de datum van ontvangst van de verkregen bijkomende informatie conform paragraaf 4, of binnen vijftien werkdagen vanaf die datum voor een aanvraag waarvoor een raadpleging vereist is.

§ 7. In paragraaf 5 en 6 wordt verstaan onder raadpleging : het verzoek om technische inlichtingen aan de beheerder die nodig zijn om een beslissing te nemen over de aflevering van de vergunning.

§ 8. De minister bepaalt de modaliteiten betreffende de vergunningsprocedure.

Afdeling 2. — De retributie

Artikel 4

§ 1. Voor de behandeling van een vergunningsaanvraag wordt ten laste van de aanvrager een retributie geheven die betaald moet worden na de notificatie van de vergunning of de notificatie van zijn weigering :

25 euro voor de vergunningen, vermeld in artikel 5, 1°, a) en b);

40 euro voor de vergunningen, vermeld in artikel 5, 2°, a) en b).

§ 2. In afwijking van paragraaf 1, dient slechts een retributie van twintig procent van het bedrag vermeld in paragraaf 1 te worden betaald in geval van :

weigering van de vergunning,

niet naleving van de termijnen vermeld in artikel 3, § 4 en § 6, of

annulering van de vergunningsaanvraag door de aanvrager.

§ 3. De bedragen, vermeld in paragraaf 1, zijn van toepassing voor het jaar 2014 en zijn gekoppeld aan de index van consumptieprijzen van de maand van de inwerkingtreding van dit besluit.

Ze worden automatisch aangepast op 1 januari van elk jaar in functie van de evolutie van de index van consumptieprijzen van de maand november van het voorgaande jaar.

Bij de indexering wordt de uitkomst in voorkomend geval verhoogd met ten hoogste 0,50 euro of verminderd met ten hoogste 0,49 euro om een geheel getal te verkrijgen.

§ 4. De minister bepaalt de modaliteiten van betaling van de retributie.

Afdeling 3. — De types van vergunningen

Artikel 5

Er zijn twee types van vergunningen :

de langlopende, permanente vergunning die slaat op :

a) de vergunning zonder opgelegde reiswegen, afgeleverd aan het uitzonderlijk voertuig van categorie 1, met een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar;
b) de vergunning met opgelegde reiswegen, afgeleverd aan het uitzonderlijk voertuig van categorie 2, met een geldigheidsduur van maximaal één jaar;

de kortlopende tijdelijke vergunning die slaat op :

a) de vergunning met opgelegde reiswegen, afgeleverd aan het uitzonderlijk voertuig van categorie 3, met een geldigheidsduur van maximaal vier maanden;
b) de vergunning met opgelegde reiswegen, afgeleverd aan het uitzonderlijk voertuig van categorie 4, met een geldigheidsduur van maximaal twee maanden.

HOOFDSTUK 3. — Begeleiding van het uitzonderlijk vervoer

Afdeling 1. — Begeleiding door een politiedienst

Artikel 6

§ 1. Begeleiding door een politiedienst is verplicht :

voor het rijden in tegengestelde zin van het verkeer op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid meer dan 70 km per uur bedraagt;

voor het oversteken van de opening in de middenberm van een autosnelweg of van een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee zijn bestemd voor elke rijrichting;

als tegenliggers of het verkeer dat in de rijrichting rijdt, worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid meer dan 70 km per uur bedraagt;

om een brug over te rijden op een autosnelweg of op een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee zijn bestemd voor elke richting en waarop de maximaal toegelaten snelheid hoger is dan 70 km per uur, als de vergunning een overschrijding van maximaal 5 km per uur voorschrijft.

§ 2. De modaliteiten van de begeleiding worden bepaald door de betrokken politiedienst.

De aanvraag tot begeleiding wordt minstens vier werkdagen voor het vertrek van het vervoer ingediend bij de betrokken politiedienst. Bij de aanvraag is altijd een kopie gevoegd van het eerste blad van de vergunning.

Als de voorgestelde uurregeling door de gebruiker niet kan worden gerespecteerd, brengt hij de betrokken politiedienst onmiddellijk daarvan op de hoogte. Als de begeleiding niet dezelfde dag kan worden gereorganiseerd, is een nieuwe aanvraag nodig en wordt het vervoer uitgesteld.

Afdeling 2. — Begeleiding door een begeleidingsonderneming

Onderafdeling 1. — Algemeen
Artikel 6/1

In de gevallen en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 7 van dit besluit, mag de begeleiding van het uitzonderlijk vervoer alleen worden uitgevoerd door een onderneming die voldoet aan al de volgende voorwaarden:

1° ze is erkend als begeleidingsonderneming uitzonderlijk vervoer conform het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest;

2° ze werkt met begeleiders die een erkenning begeleider uitzonderlijk vervoer hebben conform het voormelde besluit of een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest;

3° ze beschikt over een passende verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid als vermeld in artikel 3 van het voormelde besluit.

Onderafdeling 2. — Begeleidingsvoertuigen
Artikel 7

§ 1. Eén begeleidingsvoertuig met verkeerscoördinator is noodzakelijk als het uitzonderlijk voertuig voldoet aan minstens een van de volgende voorwaarden :

de lengte is groter dan 30,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 35,00 meter;

de breedte is groter dan 3,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 4,50 meter;

de massa is groter dan 90,000 ton.

Het begeleidingsvoertuig rijdt vooraan in het konvooi. Als het uitzonderlijk voertuig echter op een autosnelweg rijdt of op een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, rijdt het begeleidingsvoertuig achteraan.

§ 2. Twee begeleidingsvoertuigen, waarvan één met verkeerscoördinator, zijn noodzakelijk als het uitzonderlijk vervoer voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden :

de lengte is groter dan 35,00 meter en kleiner dan of gelijk aan 40,00 meter;

de breedte is groter dan 4,50 meter en kleiner dan of gelijk aan 5,00 meter;

de hoogte is groter dan 4,80 meter;

de massa is groter dan 180,000 ton;

het uitzonderlijk voertuig voert een van de bewegingen uit, vermeld in artikel 6, § 1;

tegenliggers of het verkeer dat in de rijrichting rijdt, worden gestopt op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid niet meer dan 70 km per uur bedraagt;

het uitzonderlijk voertuig rijdt met een beperkte snelheid op een autosnelweg of op een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting en waar de toegelaten maximale snelheid meer dan 70 km per uur bedraagt.

Een begeleidingsvoertuig rijdt vooraan in het konvooi, het andere achteraan. Als het uitzonderlijk voertuig echter op een autosnelweg rijdt of op een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kunnen beide begeleidingsvoertuigen achteraan rijden.

§ 3. Drie begeleidingsvoertuigen, waarvan één met verkeerscoördinator, zijn noodzakelijk als het uitzonderlijk vervoer voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden :

de lengte is groter dan 40,00 meter;

de breedte is groter dan 5,00 meter;

het uitzonderlijk voertuig rijdt over een brug met behulp van bijkomende voertuigen of met behulp van voorlopige bruggen.

Een van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan in het konvooi, het andere achteraan. Als het uitzonderlijk voertuig op een autosnelweg rijdt of op een weg die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kunnen de drie begeleidingsvoertuigen achteraan rijden.

§ 4. In uitzonderlijke omstandigheden mag er van paragraaf 1, tweede lid, paragraaf 2, tweede lid, en paragraaf 3, tweede lid, worden afgeweken om de verplaatsing van het konvooi zonder gevaar voor het konvooi of voor de andere weggebruikers te laten verlopen.

Onderafdeling 3. — Verkeerscoördinator en begeleider
Artikel 8

De verkeerscoördinator heeft de algemene leiding van het konvooi. Hij wordt met naam en toenaam schriftelijk aangeduid door de gebruiker. Hij treft alle maatregelen die nodig zijn voor het goede verloop van de tocht. Hij geeft richtlijnen aan de bestuurders van de andere voertuigen van het konvooi.

De begeleider werkt volgens de richtlijnen van de verkeerscoördinator.

Artikel 9

De verkeerscoördinator is belast met het volgen van de reisweg en de voorwaarden die voorgeschreven zijn in de vergunning, en voor het tijdig melden aan de beheerder van de hindernissen die voor de doortocht van het uitzonderlijk vervoer verwijderd moeten worden.

Voor het vertrek gaat de verkeerscoördinator na of de voertuigen en het konvooi voldoen aan de administratieve bepalingen van de vergunning en dit besluit. Met uitzondering van het wegen van de massa's controleert de verkeerscoördinator in het bijzonder of de technische kenmerken van de voertuigen van het uitzonderlijk vervoer voldoen aan de kenmerken die zijn opgenomen in de vergunning.

Het vertreksein mag pas gegeven worden als al de voorwaarden, vermeld in lid 2, zijn vervuld.

Artikel 10

De verkeerscoördinator of begeleider waakt over het goede verloop van de tocht en geeft aan de weggebruikers de nodige aanwijzingen om de verkeersinfrastructuur te beschermen en om de doortocht van het uitzonderlijk vervoer te vergemakkelijken.

De verkeerscoördinator of begeleider is bevoegd om :

op kruispunten waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten, het verkeer in de dwarsstraten stil te leggen;

op kruispunten waar het verkeer geregeld wordt door verkeerslichten, het verkeer in de dwarsstraten dat door het rode licht is stilgelegd, stilstaand te houden voor de duur die het konvooi nodig heeft om het kruispunt te ontruimen;

tegenliggers en het verkeer dat in de rijrichting rijdt, te doen stilstaan op openbare wegen waar de toegelaten maximumsnelheid niet meer dan 70 km per uur bedraagt;

het achteropkomende verkeer dat in dezelfde richting rijdt als het transport, te verhinderen om in te halen of voorbij te steken.

Artikel 11

Een verkeerscoördinator van een konvooi als vermeld in artikel 7, §1, van dit besluit, is erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 of type 2 als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest.

Een verkeerscoördinator of een begeleider van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, §1, van dit besluit, is erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 2, als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest.

Een begeleider of verkeerscoördinator als vermeld in het eerste en tweede lid, kan op elk moment een geldige legitimatiekaart voorleggen bij het uitvoeren van zijn activiteiten als begeleider of verkeerscoördinator.

Afdeling 3. — Specifieke voorschriften voor landbouwvoertuigen

Artikel 12

§ 1. In afwijking van artikel 7, met uitzondering van paragraaf 2, eerste lid, 5° tot en met 7°, en in afwijking van artikel 8 tot en met 11, mag een landbouwvoertuig alleen door een waarschuwingsvoertuig gesignaleerd worden als het aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet :

het is een uitzonderlijk voertuig als vermeld in het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, waarvan de lengte kleiner is dan of gelijk is aan 27,00 meter, de breedte groter is dan 3,50 meter maar kleiner is dan of gelijk is aan 4,25 meter, en de hoogte en de massa's voldoen aan de bepalingen van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het technisch reglement;

het is een uitzonderlijk voertuig waarvan de lading uitsluitend bestaat uit een landbouwmachine of uit landbouwmaterieel.

§ 2. Het waarschuwingsvoertuig rijdt vooraan in het konvooi. Als het landbouwvoertuig echter op een weg rijdt die verdeeld is in vier of meer rijstroken, waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor iedere rijrichting, rijdt het waarschuwingsvoertuig achteraan.

In uitzonderlijke omstandigheden mag er van het eerste lid worden afgeweken om de verplaatsing van het konvooi zonder gevaar voor het konvooi of voor de andere weggebruikers te laten verlopen.

HOOFDSTUK 4. — Afwijken van de reisweg

Artikel 13

§ 1. In de volgende gevallen mag afgeweken worden van de opgelegde reiswegen :

over een afstand van maximaal vijf kilometer in vogelvlucht tussen het werkelijke vertrekpunt en de opgelegde reisweg;

over een afstand van maximaal vijf kilometer in vogelvlucht tussen de opgelegde reisweg en het werkelijke eindpunt;

over een totale afstand van maximaal vijf kilometer via andere wegen in geval van overmacht of van een hindernis die niet te voorzien is bij de verkenning en die de doorgang van het uitzonderlijk vervoer onmogelijk maakt gedurende een periode van minimaal zes uur.

§ 2. De afwijkingen, vermeld in paragraaf 1, zijn alleen toegelaten onder de volgende voorwaarden :

de aslasten blijven beperkt tot 7,5 ton per meter per asgroep en de aslasten per as bedragen niet meer dan 12 ton. Een asgroep is een groep assen die minder dan 1,8 meter uit elkaar staan. In een asgroep die bestaat uit precies twee assen die minimaal 1,34 meter uit elkaar staan, mag elk van die assen echter een last hebben van maximaal 12 ton. Een individuele as mag een aslast hebben van maximaal 12 ton. De last van een asgroep wordt als volgt berekend : voor alle assen uit de groep wordt de verhouding gemaakt tussen de grootste aslast in ton per kleinste tussenafstand en de volgende as in meter. Uit al die waarden wordt de grootste waarde genomen. Die waarde moet kleiner zijn dan 7,5 ton per meter;

er worden geen kunstwerken overreden met een opening van meer dan 4,5 meter of waarvan de totale lengte meer dan 5 meter bedraagt;

verbodstekens betreffende onder meer maximale massa, maximale hoogte en maximale breedte worden gerespecteerd;

de maximale snelheid van het transport bedraagt 30 km per uur over het hele traject als afgeweken wordt van de opgelegde reisweg;

het traject wordt vooraf verkend en er wordt een schriftelijke of grafische wegbeschrijving opgemaakt;

het uitzonderlijk voertuig bevindt zich op de zichtbare kunstwerken zonder andere voertuigen;

ook op de afwijkende reisweg worden alle vergunningsvoorwaarden nageleefd. Eisen in de vergunning die strenger zijn dan de eisen, vermeld in dit artikel, blijven onverminderd gelden.

HOOFDSTUK 5. — Slotbepalingen

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de handhaving inzake de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport.

Artikel 11, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, treedt in werking op 1 april 2022.

Artikel 15

De Vlaamse minister, bevoegd voor mobiliteit en openbare werken is belast met de uitvoering van dit besluit.