Inhoud

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder "vrijstelling" begrepen, de vrijstelling bedoeld in artikel 35.2.1, 4°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Art. 3. De vrijstelling komt overeen met het model van de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 4. § 1. De vrijstelling wordt elektronisch aangevraagd bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, die daartoe een toepassing voorziet op zijn website.

§ 2. Bij de aanvraag moet een medisch attest gevoegd worden, afgeleverd door een door de belanghebbende gekozen dokter. Dit attest, waarvan het model is vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, is hoogstens 10 jaar geldig.

§ 3. Het attest bedoeld in § 2 bevat de volgende gegevens:

1° van de attesterende arts: naam, voornaam, stempel, handtekening;
2° van de aanvrager: naam, voornaam, geboortedatum, adres;
3° de datum waarop het attest wordt uitgereikt;
4° de duur van de gewichtige medische tegenindicatie.

§ 4. In afwijking van § 1 kan een vrijstelling schriftelijk aangevraagd worden, per brief gericht aan FOD Mobiliteit en Vervoer, dienst Rijbewijs, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel.

Art. 5. § 1. De geldigheidsduur van de vrijstelling wordt beperkt tot deze bepaald op het medisch attest en bedraagt hoogstens 10 jaar.

§ 2. De vrijstelling kan hernieuwd worden met een aanvraag overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.

§ 3. De vervanging van een vrijstelling kan aangevraagd worden op voorlegging van een geldig medisch attest wanneer zij verloren, gestolen, vernietigd, beschadigd of onleesbaar is.

De vervanging wordt aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.

De vrijstelling waarvoor een vervangend document is afgegeven, verliest zijn geldigheid.

Art. 6. § 1. Bij de aanvraag bedoeld in artikel 4, § 1, wordt de betaling van de retributie elektronisch uitgevoerd.

Bij de schriftelijke aanvraag bedoeld in artikel 4, § 3, wordt de betaling uitgevoerd volgens de aanwijzingen vermeld in de betalingsuitnodiging.

§ 2. De retributie is verschuldigd door de aanvrager, die verantwoordelijk is voor hun betaling. Ze moet volledig worden betaald vóór de afgifte van de vrijstellingskaart waarop zij betrekking heeft.

In het geval van een elektronische aanvraag, is zij meteen betaalbaar bij het indienen van de aanvraag.

In geval van een schriftelijke aanvraag, is zij betaalbaar volgens de aanwijzingen vermeld in de betalingsuitnodiging.

Bij gebrek aan een integrale betaling binnen de 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van het versturen van het verzoek tot betaling, wordt de aanvraag beschouwd als geannuleerd door de aanvrager.

Indien de aanvraag is geannuleerd of als zodanig wordt beschouwd, moet er een nieuwe aanvraag worden ingediend om alsnog een vrijstelling te bekomen.

Vergoedingen voor onvolledige, onontvankelijke of geannuleerde aanvragen worden niet terugbetaald.

Art. 7. Elke vrijstelling zonder geldigheidsduur die niet overeenkomt met het model bedoeld in artikel 3, verliest haar geldigheid op 1 januari 2026. De hernieuwing kan aangevraagd worden met een geldig doktersattest, overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.

Art. 8. Met het oog op de afgifte van vrijstellingen, verwerkt de FOD Mobiliteit en Vervoer de volgende gegevens van de aanvrager:

1° naam;
2° voornaam;
3° geboortedatum;
4° rijksregisternummer;
5° de datum waarop de geldigheid van het in artikel 4, § 2, bedoelde medisch attest afloopt.

Deze gegevens worden bewaard gedurende de geldigheidsduur van de afgegeven vrijstelling.

Art. 9. Het ministerieel besluit van 22 augustus 2006 waarbij de modaliteiten van afgifte en het model van de vrijstellingen van het verplicht gebruik van de veiligheidsgordel en het kinderbeveiligingssysteem op grond van gewichtige medische tegenindicaties worden bepaald, wordt opgeheven.

Art. 10. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2022.

Bijlage