Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de administratie: de Directie Reglementering Verkeersveiligheid en Wegencontrole van het Departement Regelgeving en Regulering van het Vervoer van de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur;
2° de Minister: de Minister bevoegd voor Mobiliteit;
3° het decreet van 4 april 2019: het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid;
4° de begeleidingsonderneming : elke door de administratie erkende onderneming die tot doel het uitzonderlijk vervoer te begeleiden teneinde de verkeersveiligheid te waarborgen en de doortocht van dit vervoer te vergemakkelijken;
5° de begeleider: de bestuurder of de passagier van een begeleidingsvoertuig als bedoeld in artikel van het decreet van 4 april 2019;
6° het bevoegde personeelslid: het bevoegde personeelslid bedoeld in artikel 14 van het decreet van 4 april 2019;
7° de werkdag: een dag van de week buiten zaterdag en zondag of een wettelijk erkende feestdag.
Art. 2. De kandidaat-begeleider wordt erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° hij beschikt over een bekwaamheidsattest begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als vermeld in artikel 12, dat betrekking heeft op de vakken bedoeld in bijlage 1 , of over een gelijkwaardig attest afgeleverd door de bevoegde overheid van het Vlaams Gewest of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedoeld in artikel 10;
2° hij is niet vervallen van het recht om een voertuig te besturen en is niet in het afgelopen jaar vervallen geweest van het recht om een motorvoertuig voor een periode van meer dan één maand;
3° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens de volgende feiten en overtredingen:
a) diefstal, heling, afpersing, schending van vertrouwen, oplichting, doodslag, geweldpleging en opzettelijk letsel;
b) de overtredingen bedoeld in de artikelen 227, 280, 323, 324 en 324ter van het Wetboek van Strafrecht;
c) de overtreding van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
d) de overtreding van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en de handel in munitie en de uitvoeringsbesluiten ervan;
e) de overtreding van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;
4° hij wordt niet door een administratieve maatregel of door een rechterlijke of administratieve beslissing geschorst van het recht om een uitzonderlijk vervoer te begeleiden.
Art. 3. Een kandidaat-begeleider wordt erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 2 als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° hij is in het bezit van een geldige identificatiekaart type 1;
2° hij is niet vervallen van het recht om een voertuig te besturen en is niet in het afgelopen jaar vervallen geweest van het recht om een motorvoertuig voor een periode van meer dan één maand ;
3° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens de volgende feiten:
a) diefstal, heling, afpersing, schending van vertrouwen, oplichting, doodslag, geweldpleging en opzettelijk letsel;
b) de overtredingen bedoeld in de artikelen 227, 280, 323, 324 en 324ter van het Wetboek van Strafrecht;
c) de overtreding van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
d) de overtreding van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en de handel in munitie en de uitvoeringsbesluiten ervan;
e) de overtreding van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden;
4° hij wordt niet door een administratieve maatregel of door een rechterlijke of administratieve beslissing geschorst van het recht om een uitzonderlijk vervoer te begeleiden.
5° hij loopt een stage in een erkende begeleidingsonderneming als bedoeld in artikel 16, §1, en cumuleert:
a) vijf uur observatie in de bestuurderscabine van het uitzonderlijk voertuig tijdens een uitzonderlijk vervoer waarvoor ten minste twee begeleidingsvoertuigen vereist zijn.
De doelstellingen van deze observatie zijn:
1. de moeilijkheden bij het besturen van een uitzonderlijk vervoer en de verschillende risico’s van een uitzonderlijk vervoer te begrijpen;
2. de verschillende manoeuvres van de bestuurder te observeren;
3. de kijktechniek van de bestuurder uit te oefenen, rekening houdend met de dode hoeken;
b) tien uur daadwerkelijke uitoefening van de activiteiten als begeleider tijdens een uitzonderlijk vervoer dat de begeleiding van ten minste twee begeleidingsvoertuigen onder toezicht van en naast een gids/begeleider vereist;
c) over een totale afstand van honderd kilometer, autosnelwegen en wegen met vier of meer rijstroken waarvan ten minste twee voor elke verkeersrichting zijn voorbehouden en waarvan de toegestane maximumsnelheid meer dan zeventig kilometer per uur bedraagt niet meegerekend, de uitvoering van verkenning van trajecten voor ten minste één uitzonderlijk vervoer waarvoor een begeleiding van ten minste twee begeleidingsvoertuigen vereist is.
De verkenning van een traject omvat:
1. de route opstellen;
2. aanwezigheid van werven en obstakels controleren;
3. het terrein verkennen met foto’s en opmetingen;
4. het dossier voor de aanvraag van de vergunning doornemen;
5. extra nota’s voor de bestuurder en begeleiders van het konvooi opstellen.
Art. 4. Om een erkenning te verkrijgen dient de kandidaat-begeleider langs elektronische weg een aanvraag voor een identificatiekaart type 1 of type 2 in bij de administratie.
De aanvraag bevat de volgende informatie over de kandidaat-begeleider:
1° zijn voor- en achternaam;
2° zijn geboortedatum;
3° zijn rijksregisternummer;
4° zijn adres;
5° zijn telefoonnummer en e-mailadres.
De kandidaat-begeleider voegt bij zijn aanvraag de volgende documenten:
1° een uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is of een buitenlands equivalent;
2° een recente pasfoto waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm;
3° een kopie van het rijbewijs dat sedert ten minste drie jaar geldig is voor één of meer van de volgende categorieën: B, B+E, C, C+E, D, D+E, of A in het geval van een begeleider van een motorrijwiel, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs;
4° een kopie van het getuigschrift van het met goed gevolg afleggen van het theoretisch vaardigheidsexamen of een gelijkwaardig getuigschrift afgeleverd door de bevoegde dienst van het Vlaams Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, enkel voor de aanvrager van een identificatiekaart type 1;
5° het formulier ″verloop van de stage″, ondertekend door de stagiair en de gids/begeleider, enkel voor de aanvrager van een identificatiekaart type 2.
Art. 5. § 1. Binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag en de betaling van de in artikel 8, § 1 bedoelde retributie stuurt de administratie een elektronische ontvangstbevestiging en deelt zij de aanvrager in dezelfde handeling mee of de aanvraag volledig dan wel onvolledig is Het dossier wordt als volledig beschouwd wanneer het alle in artikel 4 bedoelde documenten en gegevens bevat.
Bij gebrek aan kennisgeving binnen de in lid 1 vastgestelde termijn wordt de aanvraag als volledig beschouwd.
Indien de aanvrager niet binnen 30 werkdagen na de datum van de kennisgeving van de onvolledigheid van de aanvraag een volledig dossier indient, wordt de aanvraag zonder gevolg afgesloten.
§ 2. De administratie neemt een met redenen omklede beslissing tot toekenning of weigering van de aanvraag, uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het dossier volledig wordt geacht.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, kan de kandidaat-begeleider de administratie verzoeken een nieuwe beslissing te nemen.
De administratie beschikt over een termijn van veertien dagen na ontvangst van dit verzoek om te beslissen of zij de kandidaat-begeleider al dan niet erkent.
Het gebrek aan beslissing geldt als beslissing tot toekenning van de erkenning.
§ 3. Bij het verlenen van de erkenning geeft de administratie de identificatiekaart type 1 of type 2 af. Elke identificatiekaart heeft een uniek nummer.
De identificatiekaart type 1 maakt het mogelijk een uitzonderlijk vervoer te begeleiden waarvoor alleen een begeleidingsvoertuig nodig is.
De identificatiekaart type 2 maakt het mogelijk elk uitzonderlijk vervoer te begeleiden.
§ 4. De Minister stelt de voorwaarden voor de afgifte en de modellen van de identificatiekaarten type 1 of type 2 vast.
Art. 6. De kandidaat-begeleider of de begeleider deelt binnen tien werkdagen alle wijzigingen mee in de gegevens die aan de administratie zijn meegedeeld bij de aanvraag of de vernieuwing van de identificatiekaart type 1 of type 2 of bij de erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 24.
In geval van veroordeling bij wijze van hoofdstraf tot verval van het recht tot sturen gedurende één maand, zoals bedoeld in de artikelen 2, 2° en 3, 2°, of van een strafrechtelijke veroordeling bedoeld in de artikelen 2, 3° en 3, 3°, wordt de erkenning door de administratie ingetrokken.
Art. 7. De identificatiekaart type 1 of type 2 heeft een geldigheidsduur van vijf jaar, te rekenen vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin zij is afgegeven.
De identificatiekaart type 1 of type 2 is hernieuwbaar op voorwaarde dat de houder ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur een aanvraag indient bij de administratie.
De aanvrager dient de hernieuwingsaanvraag elektronisch in bij de administratie en voegt de volgende documenten bij:
1° een uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is of een buitenlands equivalent;
2° een recente pasfoto waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm.
Bij de indiening van een aanvraag tot hernieuwing past de administratie de procedure toe bedoeld in artikel 5, § 1 . Indien de aanvraag tot hernieuwing volledig is overeenkomstig artikel 5, § 1 , tweede lid, neemt de administratie een met redenen omklede beslissing tot toekenning of weigering van de aanvraag binnen de termijn bedoeld in artikel 5, § 2. Indien binnen de termijn geen besluit is genomen, kan de kandidaat-begeleider de administratie verzoeken een nieuwe beslissing te nemen.
De administratie beschikt over een termijn van veertien dagen na ontvangst van dit verzoek om te beslissen of zij de kandidaat-begeleider al dan niet erkent.
Het gebrek aan beslissing geldt als beslissing tot toekenning van de hernieuwde identificatiekaart.
De administratie verstrekt de vernieuwde identificatiekaart binnen 15 werkdagen vanaf de datum van de toekenningsbeslissing. De vernieuwde identificatiekaart behoudt hetzelfde unieke nummer als de identificatiekaart waarvan de geldigheidsduur is verstreken.
Art. 8. § 1. De aanvrager betaalt de administratie een retributie van 25 EUR voor een aanvraag tot erkenning als bedoeld in artikel 4. Deze retributie dekt de administratieve kosten en de kosten van de krachtens dit besluit vereiste controles. Het wordt niet terugbetaald indien de aanvraag wordt afgesloten of geweigerd Ze wordt niet terugbetaald indien de aanvraag zonder gevolg wordt afgesloten of geweigerd.
§ 2. De houder van een identificatiekaart type 1 of type 2 betaalt vanaf 1 januari van het jaar volgend op de afgifte van de identificatiekaart een jaarlijkse bijdrage van 25 euro aan de administratie.
Schorsing, intrekking of verval van de in de artikelen 7 en 11 bedoelde identificatiekaart type 1 of type 2 geeft geen aanleiding tot terugbetaling van de retributie.
§ 3. De Minister bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de retributies.
§ 4. De bedragen vermeld in dit artikel worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari met toepassing van het gezondheidsindexcijfer. De referentie-index is die van de maand december 2021.
Bij indexering wordt het resultaat, indien nodig, verhoogd met maximaal 0,50 euro of verlaagd met maximaal 0,49 euro om een geheel getal te verkrijgen.
Art. 9. In geval van beëindiging van de activiteit stelt de begeleider die houder is van een identificatiekaart type 1 of type 2 de administratie daarvan langs elektronische weg in kennis binnen tien werkdagen na de datum van beëindiging.
De administratie trekt de identificatiekaart in van de begeleider die zijn activiteiten staakt.
Art. 10. De geldige identificatiekaarten type 1 of type 2 of elk gelijkwaardig document, afgegeven door de bevoegde overheden van het Vlaams Gewest of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest , worden in het Waals Gewest erkend.
Art. 11. § 1. De administratie kan besluiten de geldigheid van de erkenning op te schorten, na de erkenningshouder te hebben gehoord, voor een periode van ten minste acht dagen en ten hoogste twee jaar, zonder dat de betrokken begeleider aanspraak kan maken op enige vergoeding, indien laatstgenoemde:
1° onjuiste inlichtingen verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de toekenning van de erkenning of de vernieuwing van de identificatiekaart;
2° niet langer voldoet aan een van de voorwaarden voor de afgifte van de bestaande erkenning als bedoeld in de artikelen 2 en 3;
3° de informatie niet verstrekt binnen de in artikel 6, eerste lid, gestelde termijn;
4° de jaarlijkse retributie niet op tijd betaalt;
5° misbruik maakt van de identificatiekaart;
6° weigert bij een controle de door het bevoegde personeelslid gevraagde identificatiekaart voor te leggen.
Indien de administratie, ondanks een opschortende maatregel als bedoeld in lid 1, vaststelt dat de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden nog steeds niet zijn nageleefd, kan zij de erkenning intrekken nadat zij de houder van de erkenning heeft gehoord.
§ 2. Wanneer de administratie voornemens is een van de in dit artikel bedoelde maatregelen te nemen, stelt zij de houder van de betrokken identificatiekaart daarvan in kennis. De kennisgeving kan uitsluitend langs elektronische weg aan de geadresseerde worden toegezonden indien deze zijn vrije, voorafgaande, specifieke en geïnformeerde toestemming heeft gegeven om mededelingen uitsluitend langs elektronische weg te ontvangen. Deze zendt zijn verweerschrift per aangetekend schrijven aan de administratie binnen dertig werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.
De beslissing van de administratie om de geldigheid op te schorten of de erkenning in te trekken wordt genomen binnen 30 werkdagen na de datum van ontvangst van het schriftelijk verweerschrift, dan wel, bij gebreke van een schriftelijk verweerschrift, binnen 30 werkdagen na het verstrijken van die termijn.
Na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn en bij gebreke van een beslissing van de administratie wordt de zaak geacht te zijn afgesloten zonder verder gevolg.
Tijdens de periode van schorsing van de geldigheid of intrekking van de erkenning mag geen enkele activiteit als begeleider van een uitzonderlijk vervoer worden verricht.
Art. 12. Het theoretisch vaardigheidsexamen heeft de vorm van een schriftelijk meerkeuzetoets in het Frans of Duits. Het beoordeelt de kennis van de in bijlage 1 genoemde vakken.
Inschrijving voor het theoretische vaardigheidsexamen geschiedt elektronisch bij de administratie.
De examinatoren voor het theoretisch vaardigheidsexamen zijn statutaire personeelsleden of contractuele personeelsleden die door de administratie worden aangewezen.
De administratie geeft het attest van slagen uit.
De Minister:
1° bepaalt het bedrag van het inschrijvingsgeld voor het theoretisch vaardigheidsexamen en stelt de betalingsvoorwaarden vast;
2° bepaalt het model van het attest van slagen voor het theoretisch examen;
3° bepaalt de modaliteiten van het praktisch examen.
Art. 13. § 1. De houder van een identificatiekaart type 1 die een identificatiekaart type 2 wenst te verkrijgen, loopt de in artikel 3, 5° bedoelde stage in een erkende begeleidingsonderneming als bedoeld in artikel 16, § 1.
Tijdens de stage wordt de stagiair altijd begeleid door de in § 2 bedoelde gids/begeleider. Onder toezicht van de begeleider oefent de stagiair de vaardigheden en bevoegdheden uit waarin de geldende wetgeving inzake uitzonderlijk vervoer voorziet.
§ 2. De gids/begeleider heeft een geldige erkenning als begeleider voor uitzonderlijk vervoer van type 2 sinds ten minste één jaar, zonder dat hij in die periode geschorst is geweest.
§ 3. De gids/begeleider begeleidt maximaal twee stagiairs tegelijk. Hij is aanwezig bij de praktijklessen en leidt elke stagiair individueel op.
Stagiairs van dezelfde gids/begeleider mogen niet hetzelfde vervoer volgen of op hetzelfde traject werken.
§ 4. De stagiair houdt een formulier bij, ″verloop van de stage″ genaamd, waarvan het model door de Minister wordt vastgesteld.
Het in lid 1 bedoelde formulier bevat de gegevens van het vervoer dat de stagiair in chronologische volgorde heeft verricht. De stagiair en de gids/begeleider ondertekenen na elk transport het formulier met het verloop van de stage Binnen een week na beëindiging van de stage dient de stagiair het naar behoren ondertekende formulier elektronisch bij de administratie in te dienen. Bij niet-naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 5°, verklaart de administratie de in het formulier opgegeven stage-uren ongeldig binnen een termijn van ten hoogste 30 werkdagen na ontvangst van het formulier. Indien de administratie geen stage-uren ongeldig verklaart, eindigt de stage.
Art. 14. Een kandidaat die na verscheidene verzoeken bij verschillende begeleidingsondernemingen aantoont dat hij geen stageplaats kan vinden, dient bij de administratie een brief in, vergezeld van schriftelijke bewijsstukken van zijn inspanningen. In dat geval wijst de Minister of zijn afgevaardigde een begeleidingsonderneming aan, rekening houdend met de organisatorische en financiële mogelijkheden van de bovengenoemde ondernemingen, opdat de stagiair de stage kan voltooien.
Art. 15. De Minister stelt de modaliteiten vast voor de omscholing van begeleiders
Art. 16. § 1. Elke onderneming die uitzonderlijk vervoer begeleidt, heeft een geldige erkenning
§ 2. Om als begeleidingsonderneming erkend te worden, vervult de onderneming de volgende voorwaarden:
1° een onderneming zijn in de zin van artikel I.1, eerste lid, 1° van het Wetboek van Economisch Recht ;
2° gedekt zijn door een geldige verzekeringspolis burgerlijke aansprakelijkheid, afgesloten bij een erkende verzekeraar, waarvan de dekkingsgraad de volgende waarborgen biedt:
a) de verzekerde burgerlijke aansprakelijkheid is die welke voortvloeit uit de uitvoering van de begeleiding van het uitzonderlijk vervoer;
b) de geografische dekking ten minste het gehele grondgebied van het Waals Gewest omvat c) er geldt geen beperking voor de omvang van het vervoer dat moet worden begeleid;
d) er zijn geen beperkingen aan de uit te voeren manoeuvres.
§ 3. De Minister kan de bijkomende voorwaarden betreffende de in paragraaf 2, 2 °, bedoelde verzekering bepalen.
§ 4. De begeleidingsonderneming stelt één of meerdere begeleiders ter beschikking die voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het beroep en die de in artikel 5, § 3 bedoelde erkenning hebben.
Art. 17. De aanvraag vermeldt de volgende gegevens:
1° indien de aanvrager een natuurlijke persoon is: de naam en voornaam, het adres en het ondernemingsnummer van de natuurlijke persoon;
2° in de aanvrager een rechtspersoon is: de firmanaam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer;
3° de contactgegevens en de eventuele website van de onderneming;
4° de naam en voornaam, het rijksregisternummer en de contactgegevens van de vertegenwoordiger van de onderneming.
Het bewijs dat een verzekering als bedoeld in artikel 16, § 2, 2°, is afgesloten, wordt bij erkenningsaanvraag gevoegd.
De erkenningsaanvraag en de daarbij gevoegde documenten worden elektronisch aan de administratie toegezonden.
Art. 18. § 1. Binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag en de betaling van de in
Art. 20. § 1 bedoelde retributie stuurt de administratie een elektronische ontvangstbevestiging en deelt zij de aanvrager in dezelfde handeling mee of de aanvraag volledig dan wel onvolledig is.
Het dossier wordt als volledig beschouwd wanneer het alle in artikel 17 bedoelde documenten en gegevens bevat.
Bij gebrek aan kennisgeving binnen de in lid 1 vastgestelde termijn wordt de aanvraag als volledig beschouwd.
Indien de aanvrager niet binnen 30 werkdagen na de datum van de kennisgeving van de onvolledigheid van de aanvraag een volledig dossier indient, wordt de aanvraag zonder gevolg afgesloten.
§ 2. De administratie neemt een met redenen omklede beslissing tot toekenning of weigering van de aanvraag, uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het dossier volledig wordt geacht.
Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing is genomen, kan de begeleidingsonderneming de administratie verzoeken een nieuwe beslissing te nemen.
De administratie beschikt over een termijn van veertien dagen na ontvangst van dit verzoek om te beslissen of zij de begeleidingsonderneming al dan niet erkent.
Het gebrek aan beslissing geldt als beslissing tot toekenning van de erkenning.
§ 3. De administratie kent aan elke onderneming een uniek erkenningsnummer toe.
Art. 19. De erkende begeleidingsonderneming deelt binnen tien werkdagen elke wijziging mee in de gegevens die bij de in artikel 17 bedoelde erkenningsaanvraag aan de administratie zijn verstrekt.
De begeleidingsonderneming deelt de administratie binnen 24 uur mee dat ze niet langer beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering als bedoeld in artikel 16, § 2, 2°. De administratie kan besluiten de erkenning in te trekken.
Art. 20. § 1. De aanvrager betaalt de administratie een retributie van 75 EUR voor de behandeling van een aanvraag om goedkeuring als bedoeld in artikel 17.
De retributie dekt de in het kader van dit besluit vereiste administratieve en controlekosten. De retributie wordt niet terugbetaald indien de erkenningsaanvraag wordt afgesloten of geweigerd.
§ 2. Elke begeleidingsaanvraag met een erkenning moet een jaarlijkse retributie van 75 euro betalen aan de administratie vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de erkenning werd verleend.
Schorsing of intrekking van de in artikel 23 bedoelde erkenning geeft geen aanleiding tot terugbetaling van de retributie.
§ 3. De Minister bepaalt de modaliteiten voor de betaling van de retributies.
§ 4. De bedragen vermeld in dit artikel worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari met toepassing van het gezondheidsindexcijfer. De referentie-index is die van de maand december 2021.
Bij indexering wordt het resultaat, indien nodig, verhoogd met maximaal 0,50 euro of verlaagd met maximaal 0,49 euro om een geheel getal te verkrijgen.
Art. 21. In geval van vrijwillige of gerechtelijke beëindiging van de activiteit stelt de erkende begeleidingsonderneming de administratie daarvan langs elektronische weg in kennis binnen tien werkdagen na de datum van beëindiging.
De administratie trekt de erkenning in van elke begeleidingsonderneming die haar activiteiten staakt.
Art. 22. Begeleidingsondernemingen die zijn erkend door de bevoegde overheden van het Vlaams Gewest of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die over een geldige erkenning beschikken, worden ook in het Waals Gewest als begeleidingsondernemingen erkend.
Art. 23. § 1. De administratie kan besluiten de geldigheid van de erkenning op te schorten, na de erkenningshouder te hebben gehoord, voor een periode van ten minste acht dagen en ten hoogste twee jaar of de erkenning van de begeleidingsonderneming in te trekken, zonder dat de begeleidingsonderneming aanspraak kan maken op enige vergoeding, indien laatstgenoemde:
1° onjuiste informatie verstrekt over voor goedkeuring vereiste gegevens;
2° niet langer voldoet aan een van de voorwaarden bedoeld in artikel 16, § 2;
3° de informatie niet verstrekt binnen de in de artikelen 19 en 21 gestelde termijn;
4° de jaarlijkse retributie niet op tijd betaalt;
5° oneigenlijk gebruik maakt van een erkenning;
6° weigert tijdens een controle enig document, papier of titel te tonen die relevant is voor de erkenning van de begeleidingsonderneming;
7° activiteit als begeleider van een uitzonderlijk vervoer laat verrichten waarvoor de begeleider niet over de vereiste identificatiekaart beschikt.
Indien de administratie, ondanks een opschortende maatregel als bedoeld in lid 1, vaststelt dat de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden nog steeds niet zijn nageleefd, kan zij de erkenning intrekken nadat zij de begeleidingsonderneming heeft gehoord.
§ 2. Wanneer de administratie voornemens is een van de in dit artikel bedoelde maatregelen te nemen, stelt zij de houder van de betrokken identificatiekaart daarvan in kennis. De kennisgeving kan uitsluitend langs elektronische weg aan de geadresseerde worden toegezonden indien deze zijn vrije, voorafgaande, specifieke en geïnformeerde toestemming heeft gegeven om mededelingen uitsluitend langs elektronische weg te ontvangen. Deze zendt zijn verweerschrift per aangetekend schrijven aan de administratie binnen dertig werkdagen na ontvangst van de kennisgeving.
De beslissing van de administratie om de geldigheid op te schorten of de erkenning in te trekken wordt genomen binnen 30 werkdagen na de datum van ontvangst van het schriftelijk verweerschrift, dan wel, bij gebreke van een schriftelijk verweerschrift, binnen 30 werkdagen na het verstrijken van die termijn.
Na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijn en bij gebreke van een beslissing van de administratie wordt de zaak geacht te zijn afgesloten zonder verder gevolg.
Tijdens de periode van schorsing van de geldigheid of intrekking van de erkenning mag geen enkele activiteit als begeleider van een uitzonderlijk vervoer worden verricht.
Art. 24. § 1. Elke persoon die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie en van elke andere staat waarop Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties van toepassing is, en die zijn beroepskwalificaties als begeleider heeft behaald in een andere lidstaat dan België, kan zijn beroepskwalificaties door de administratie laten erkennen met het oog op het uitoefenen van de activiteit van begeleider van uitzonderlijk vervoer in het Waals Gewest.
§ 2. De aanvrager voegt bij de in artikel 4, eerste lid en tweede lid, bedoelde aanvraag de volgende documenten:
1° een bewijs van nationaliteit;
2° een uittreksel uit het strafregister, niet ouder dan drie maanden, gelijkwaardig aan het in België afgegeven model 1;
3° een kopie van het getuigschrift van vakbekwaamheid of van de opleidingstitel die toegang geeft tot het beroep van begeleider van uitzonderlijk vervoer, alsook, in de gevallen bedoeld in artikel 15, § 2, van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties, het getuigschrift van beroepservaring van de kandidaat-begeleider;
4° een recente pasfoto waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm;
5° een kopie van een geldig rijbewijs van de categorieën B, B+E, C, C+E, D, D+E, of A.
Art. 25. Dezelfde termijnen, formaliteiten en procedures van artikel 5 zijn van toepassing op voor de aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties als begeleider van het uitzonderlijk vervoer.
Art. 26. Indien de administratie, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties, de beroepskwalificaties van de aanvrager erkent, wordt een erkenning als uitzonderlijk vervoersbegeleider type 1 of type 2 toegekend, teneinde toegang te krijgen tot hetzelfde beroep als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong is gediplomeerd en dit uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als de uitzonderlijk vervoersbegeleiders die in het Waals Gewest zijn gediplomeerd tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties.
In de gevallen en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 16 van dezelfde wet kan de administratie echter van de aanvrager verlangen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt, waarvan de bijzonderheden door de Minister worden vastgesteld.
Art. 27. § 1. De administratie houdt een register bij van erkende begeleidingsondernemingen en begeleiders. Dit register heeft de vorm van een geautomatiseerd gegevensbestand dat de in paragraaf 2 bedoelde gegevens en informatie zodanig structureert dat zij gemakkelijk kunnen worden verwerkt en opgevraagd.
§ 2. Het register omvat de volgende gegevens:
1° de erkenningsaanvraag zoals bedoeld in artikel 4;
2° het uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is of een buitenlands equivalent bedoeld in artikel 4, derde lid, 1°, artikel 7, derde lid, 1°, en in artikel 24, § 2, 2°;
3° een recente pasfoto van de begeleider waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm, zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, 2°, artikel 7, derde lid, 2°, en in artikel 24, § 2, 4°;
4° een kopie van het rijbewijs B+E, C, C+E, D, of D+E, of A zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, 3°, en artikel 24, § 2, 5° ;
5° een kopie van het attest van slagen voor het theoretisch examen zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, 4°;
6° het formulier ″verloop van de stage″ bedoeld in de artikelen 4, derde lid, 5°, en 13, § 4;
7° de beslissing tot verlening of weigering van de erkenning zoals bedoeld in artikel 5, § 2;
8° het nummer van de identificatiekaart van de begeleider zoals bedoeld in artikel 5, § 3;
9° een kopie van de identificatiekaart van de begeleider zoals bedoeld in artikel 5, § 3, en 7, lid 8;
10° de kennisgeving van de wijziging van de informatie zoals bedoeld in de artikelen 6 en 19;
11° de kennisgeving van de stopzetting van de activiteit zoals bedoeld in de artikelen 9 en 21;
12° de beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning als bedoeld in artikel 11 ;
13° het schriftelijk verweer bedoeld in de artikelen 11, § 2, en 23, § 2 ;
14° de aanvraag tot inschrijving voor het examen zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid;
15° de erkenningsaanvraag van de begeleidingsonderneming zoals bedoeld in artikel 17;
16° het bewijs van de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid;
17° de beslissing tot verlening of weigering van de erkenning van de begeleidingsonderneming zoals bedoeld in artikel 18, § 2;
18° het nummer van de erkenning van de begeleidingsonderneming zoals bedoeld in artikel 18, § 3;
19° de beslissing tot schorsing of intrekking van de erkenning zoals bedoeld in artikel 23 ;
20° het bewijs van de nationaliteit zoals bedoeld in artikel 24, § 2, 1°;
21° een afschrift van het bekwaamheidsattest, het opleidingsattest of het bewijs van beroepservaring bedoeld in artikel 24, § 2, 3° ;
22° de naam van de begeleidingsonderneming, de naam en de voornaam van de vertegenwoordiger, de contactgegevens van de begeleidingsonderneming en het ondernemingsnummer bedoeld in artikel 28, § 1;
23° een kopie van het bekwaamheidsattest voor het bewaken en begeleiden van uitzonderlijke voertuigen als bedoeld in artikel 31, § 1.
§ 3. Gegevens worden verzameld en opgeslagen om :
1° na te gaan of de voorwaarden voor het verlenen van de erkenning als begeleidingsonderneming of voor het verlenen of vernieuwen van de erkenning als begeleider vervuld zijn;
2° de controle en vaststelling van overtredingen uit te voeren door de bevoegde personeelsleden, tijdens de effectieve uitoefening van de activiteit van begeleider van uitzonderlijk vervoer, overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 4 april 2019 en de artikelen 29 en volgende van dit besluit;
3° te beslissen over de schorsing of intrekking van de erkenning van de begeleidingsonderneming of de begeleider;
4° de mededeling van gegevens tussen Gewesten te vergemakkelijken met het oog op interregionale controles, met inbegrip van de vaststelling van overtredingen;
5° het opstellen van algemene en anonieme statistieken door de administratie mogelijk te maken met het oog op de analyse en de evaluatie van het algemeen beleid inzake begeleiding van uitzonderlijk vervoer.
§ 4. De Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur is de verantwoordelijke voor de verwerking als bedoeld in artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
§ 5. De gegevens in het register zijn toegankelijk voor de personeelsleden bedoeld in de artikelen 14, 17 en 27 van het decreet van 4 april 2019, voor de statutaire personeelsleden of de contractuele personeelsleden van de administratie die belast zijn met het beheer en het bijhouden van het register, door middel van een geauthentiseerde en getraceerde verbinding.
§ 6. De statutaire of contractuele personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het bijhouden van het register worden aangesteld door de verantwoordelijke voor de verwerking.
§ 7. De raadpleging van gegevens wordt geregeld door de persoonlijke toegangsrechten die aan elke gebruiker van het register worden verleend naar gelang van zijn rol bij de gegevensverwerking § 8. De gegevens worden gewist zodra zij niet langer nuttig zijn voor de in artikel 4, artikel 7, lid 3, artikel 12, lid 2,
Art. 17. lid 1, artikel 24, § 2, en artikel 31, § 1, genoemde handelingen, en uiterlijk zes maanden na de datum van voltooiing van de procedure voor toekenning, verlenging, schorsing of intrekking van de erkenning van een begeleider of een begeleidingsonderneming, tenzij vóór het verstrijken van deze termijn beroep is ingesteld bij een administratieve of rechterlijke instantie, in welk geval de gegevens worden bewaard totdat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen.
Art. 28. § 1. Het register omvat ook een lijst van de erkende begeleidingsondernemingen. Deze lijst kan worden geraadpleegd door personen die een beroep wensen te doen op een begeleidingsonderneming waarvan de financiële draagkracht en de technische bekwaamheid door de Waalse administratieve overheden zijn onderzocht en erkend.
De lijst van de begeleidingsondernemingen omvat de volgende gegevens:
§ 2. Begeleidingsondernemingen worden van de in lid 1 bedoelde lijst uitgesloten in geval van schorsing of intrekking van de erkenning om de in de artikelen 19, 21 en 23 bedoelde redenen.
Art. 29. Onverminderd de prerogatieven die hun bij artikel 15 van het decreet van 4 april 2019 zijn toevertrouwd in het kader van de uitoefening van hun opdracht, kunnen de bevoegde personeelsleden met het oog op controles, onderzoek, opsporing van strafbare feiten en de identificatie van de betrokkenen:
1° de overlegging bevelen van de identificatiekaart type 1 of type 2 bedoeld in artikel 5, § 3 ;
2° de begeleider verbieden zijn activiteit als begeleider van uitzonderlijk vervoer uit te oefenen. Teneinde de toepassing van dit verbod te verzekeren, mogen de bevoegde personeelsleden de documenten bedoeld in 1° in aanmerking nemen.
Deze maatregel is van toepassing totdat de overtreding ophoudt te bestaan.
Art. 30. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit en de bedragen van de administratieve boeten die voor deze overtredingen gelden, zijn vermeld in bijlage 2
Art. 31. § 1. In afwijking van artikel 4 kan de begeleider van uitzonderlijk vervoer die, voor de inwerkingtreding van dit besluit, houder is van een bekwaamheidsattest bewakingsagent – begeleiding van uitzonderlijk vervoer afgeleverd overeenkomstig artikel 21 bis van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, bedoeld attest voor een identificatiekaart type 2 omruilen, op voorwaarde dat hij voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 3, 2° tot 4°, en dat de aanvraag aan de administratie wordt gezonden vóór 1er oktober 2023.
§ 2. De aanvraag bedoeld in paragraaf 1 , alsmede de stukken bedoeld in artikel 4, derde lid, 1° tot en met 3°, die het vergezellen, worden langs elektronische weg aan de administratie toegezonden.
§ 3. Wanneer de aanvraag en de in lid 1 bedoelde documenten aan de administratie worden toegezonden, is de in artikel 5 bedoelde procedure van toepassing.
§ 4. De Minister bepaalt het model en de inhoud van de aanvraag voor de omruiling van het bekwaamheidsattest bewakingsagent – begeleiding van uitzonderlijk vervoer.
Art. 32. § 1. De onderneming die voor de inwerkingtreding van dit besluit beschikt over een vergunning voor het uitoefenen van een activiteit van begeleiding van uitzonderlijk vervoer overeenkomstig artikel 2, § 1, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, kan in ruil een erkenning als begeleidingsonderneming bekomen overeenkomstig artikel 18, voor zover zij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 16, § 2, en voor zover de aanvraag tot erkenning bij de administratie wordt ingediend vóór 1 oktober 2023.
§ 2. De aanvraag bedoeld in paragraaf 1 , alsmede het document bedoeld in artikel 17, tweede lid, dat het vergezellen, worden langs elektronische weg aan de administratie toegezonden.
§ 3. Wanneer de aanvraag en de in lid 1 bedoelde documenten aan de administratie worden toegezonden, is de in artikel 18 bedoelde procedure van toepassing.
Art. 33. De volgende artikelen treden in werking op 1 januari 2023:
1° artikel 44, § 1, 9°, van het decreet van 4 april 2019;
2° dit besluit met uitzondering van de hoofdstukken 4 en 5 die uiterlijk op 1 januari 2025 in werking treden.
Art. 34. De Minister die bevoegd is voor Mobiliteit, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Theoretisch vaardigheidsexamen
Het theoretisch vaardigheidsexamen heeft betrekking op de volgende vakken:
2° de regeling betreffende het vervoer van goederen over de weg;
3° de regeling betreffende het uitzonderlijk vervoer;
4° toegepaste kennis van de verkeersregels;
5° de middelen en methoden betreffende de begeleiding van uitzonderlijke voertuigen.
Wijze van beoordeling
Minimaal vereist om te slagen voor het theoretisch examen: 60 % van de punten.
OVERTREDINGEN | REGELING | TE ONTVANGEN BEDRAG |
RISICO-CATEGORIE | |
A) Overtredingen betreffende de begeleider | ||||
1a. | De begeleider begeleidt een uitzonderlijk vervoer zonder in het bezit te zijn van een identificatiekaart. | BWR art. 5, §3, lid 1. | 3000 EUR | I |
2a. | De begeleider begeleidt een uitzonderlijk vervoer waarvoor meer dan één begeleidingsvoertuig nodig is met een identificatiekaart type 1. | BWR art. 5, §3, lid 2. | 3000 EUR | I |
3a. | De begeleider heeft een identificatiekaart, maar die is niet meer geldig : | BWR art. 7, lid 1, 9 en 11. | 3000 EUR | I |
1. omdat ze is opgeschort; | ||||
2. omdat ze is ingetrokken; | ||||
3. omdat ze is verlopen; | ||||
4. voor stopzetting van de activiteit. | ||||
4a. | De begeleider heeft een identificatiekaart type 1 of type 2, maar draagt die niet bij zich tijdens de controle. | BWR art. 30, §3, 1°. | 70 EUR | III |
5a. | De begeleider toont een identificatiekaart van type 1 of type 2 die vals is, vervalst of vernietigd is, of de daarop vermelde gegevens zijn vervalst of vernietigd. | BWR art. 29. | 4000 EUR | I |
6a. | De begeleider van een uitzonderlijk vervoer weigert de controle. | BWR art. 29. | 3000 EUR | I |
B) Overtredingen betreffende de begeleidingsonderneming | ||||
1b. | De onderneming oefent de activiteit uit van een begeleidingsonderneming voor uitzonderlijk vervoer zonder houder te zijn van een erkenning. | BWR art. 16, § 1. | 4000 EUR | I |
2b. | De onderneming heeft een erkenning, maar die is niet meer geldig: | BWR art. 21 en 23. | 4000 EUR | I |
1. omdat ze is opgeschort; | ||||
2. omdat ze is ingetrokken; | ||||
3. voor stopzetting van de activiteit. | ||||
3b. | De begeleidingsonderneming biedt haar klanten begeleiders aan die niet voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het beroep of die niet in het bezit zijn van de vereiste identificatiekaart. | BWR art. 16, § 4. | 5000 EUR | I |