HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Artikel. 1. Richlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.

Het woord "Richlijn" dient gelezen te worden als "Richtlijn".

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1° het decreet van 4 april 2019: het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid;

2° het bericht van overtreding: een proces-verbaal vergezeld van een voorstel tot betaling van de verlaagde administratieve geldboete;

3° de Minister: de Minister bevoegd voor de verkeersveiligheid of diens afgevaardigde;

4° de meetinstrumenten: alle voorwerpen, instrumenten en vaste apparatuur of combinaties daarvan, ontworpen en uitgevoerd voor het verrichten van permanente metingen op de openbare weg met het oog op de automatische vaststelling, bij afwezigheid van een bevoegde ambtenaar, van de in het decreet van 4 april 2019 vermelde overtredingen;

5° de Administratie: elke overheid die voornemens is een meetinstrument te installeren en in werking te stellen;

6° het bevoegde personeelslid: het bevoegde personeelslid bedoeld in artikel 14 van het decreet van 4 april 2019;

7° de adviseur bestuurlijke vervolging: de adviseur bestuurlijke vervolging bedoeld in artikel 17 van het decreet van 4 april 2019;

8° de ambtenaar van de administratieve overheid: de ambtenaar van de administratieve overheid bedoeld in artikel 27 van het decreet van 4 april 2019;

9° de Lidstaat van inschrijving: de Lidstaat waarin het voertuig waarmee de overtreding is begaan, is ingeschreven.

HOOFDSTUK 2. — Administratieve boete, indexering en procedurekosten

Art. 3. Overeenkomstig artikel 18 van het decreet van 4 april 2019 worden de bedragen van de administratieve geldboetes vastgesteld bij het decreet van 4 april 2019 of bij de uitvoeringsbesluiten ervan, met uitzondering van die bedoeld in artikel 23, § 2, van het decreet van 4 april 2019, om de vijf jaar op 1 januari geïndexeerd door toepassing van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De referentie-index is die van de maand november 2022.

Bij de indexering wordt het resultaat verhoogd met maximaal € 0,50 € of verlaagd met maximaal € 0,49 € om een geheel getal te verkrijgen.

Art. 4. Overeenkomstig artikel 20, tweede lid, van het decreet van 4 april 2019 worden, in geval van overschrijding van de afmetingen, geladen voertuigen of voertuigencombinaties, waarvan de toegelaten totale massa:

1° niet meer dan 3,5 t bedraagt, een administratieve geldboete opgelegd die gelijk is aan dertig procent van de bedragen bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het decreet van 4 april 2019;

2° groter dan 3,5 t en kleiner dan 12 t is, een administratieve geldboete opgelegd die gelijk is aan vijftig procent van de bedragen bedoeld in artikel 20, eerste lid, van het decreet van 4 april 2019;

3° groter dan of gelijk aan 12 ton is zonder groter te zijn dan 32 ton, een administratieve geldboete opgelegd van tachtig procent van de bedragen bedoeld in artikel 20, eerste lid van het decreet van 4 april 2019.

Art. 5. De overtredingen van het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan waarvoor geen administratieve geldboetes zijn vastgesteld, worden bestraft met een administratieve geldboete van 30 €.

Art. 6. De procedurekosten bedoeld in artikel 28, § 10, van het decreet van 4 april 2019, kunnen door de Minister worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 3. — Verlaagde administratieve geldboete en consignatie van de gelden

Afdeling 1. — Voorstellen

Art. 7. De bevoegde ambtenaren stellen de overtreder voor, volgens het door de adviseur bestuurlijke vervolging vastgesteld beleid inzake administratieve acties:

1° ofwel een verlaagde administratieve geldboete bedoeld in artikel 33 van het decreet van 4 april 2019;

2° ofwel een consignatie of terugvordering van de gelden bedoeld in artikel 34, § 1, van het decreet van 4 april 2019.

Afdeling 2. — Bedragen

Art. 8. § 1. Voor de overtredingen bedoeld in het decreet van 4 april 2019, in de uitvoeringsbesluiten ervan of in dit besluit, stemt het bedrag van de verlaagde administratieve geldboete overeen met het minimumbedrag van de administratieve geldboete vastgesteld in het decreet van 4 april 2019, in de uitvoeringsbesluiten ervan of in dit besluit zonder toepassing van de vermenigvuldigingscoëfficiënt bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het decreet van 4 april 2019.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 bedraagt de verlaagde administratieve geldboete in geval van overschrijding van de toegelaten maximumsnelheid vastgesteld in de reglementen en besluiten genomen ter uitvoering van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer en het decreet van 4 april 2019, de volgende som:

1° voor de eerste 10 km/u boven de toegestane maximumsnelheid, 53 € ;

2° in een agglomeratie, een zone van 30 km/u, in de nabijheid van een school, in een residentiële zone of een ontmoetingszone, 53 € verhoogd met 11 € voor elke km/u boven de eerste 10 km/u boven de toegestane maximumsnelheid;

3° in alle andere gevallen, 53 € verhoogd met 6 € voor elke km/h boven de eerste 10 km/h boven de toegestane maximumsnelheid.

Art. 9. De te consigneren of terug te vorderen som in de gevallen bedoeld in artikel 34, § 1, eerste lid, van het decreet van 4 april 2019, komt, afhankelijk van de betrokken overtreding, overeen met het bedrag van de verlaagde administratieve boete.

Afdeling 3. — In geval van onderschepping van de overtreder

Art. 10. § 1. In geval van onderschepping van de overtreder wordt gebruik gemaakt van genummerde formulieren, die zijn samengevoegd in genummerde boekjes waarvan de vorm het in de bijlage opgenomen model kan hebben.

De bevoegde ambtenaar vult het formulier in, waarvan:

1° het eerste exemplaar aan de adviseur bestuurlijke vervolging wordt toegezonden of, in voorkomend geval, aan de bevoegde procureur des Konings;

2° het tweede exemplaar aan het boekje gehecht blijft;

3° het derde exemplaar aan de overtreder wordt overhandigd.

De formulieren kunnen worden opgemaakt in elektronische vorm met elektronische handtekening of door middel van een beveiligde drager, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een handgeschreven handtekening in digitale vorm. In dit geval wordt een document met de gegevens van het formulier aan de overtreder verstrekt in de vorm van een papieren afdruk of langs elektronische weg.

§ 2. Wanneer meerdere overtredingen samenvallen, worden ze vermeld op hetzelfde formulier, het proces-verbaal of het bericht van overtreding bedoeld in artikel 12.

§ 3. Wanneer een formulier wordt geannuleerd,vermeldt de ambtenaar die het formulier in zijn bezit heeft de annulering door middel van een gedateerde en ondertekende aantekening op alle delen van het papieren formulier waar een aantekening wordt gemaakt.

Art. 11. § 1. Wanneer de overtreder een vaste woon- of verblijfplaats in België heeft, wordt de betaling volgens de richtlijnen van de bevoegde ambtenaar verricht door:

1° betaling met bank- of kredietkaart via een mobiele betaalterminal op voorwaarde dat deze dienst beschikbaar is op de plaats van de onderschepping;

2° overschrijving;

3° bank- of kredietkaart op internet of enige andere vorm van elektronische betaling die door de overheid ter beschikking wordt gesteld, op voorwaarde dat deze diensten beschikbaar zijn.

Een bericht van overtreding als bedoeld in artikel 12 kan ook worden verstrekt of toegezonden aan de overtreder.

Wat de betalingen bedoeld in het eerste lid, 2°, betreft, wordt een overschrijvingsformulier aan de overtreder overhandigd tegelijkertijd met een exemplaar van het formulier. De betaling wordt verricht binnen tien dagen na indiening van het formulier. De datum van betaling door de bank- of kredietinstelling dient als bewijs van de datum van betaling. Bij niet-betaling wordt een proces-verbaal opgesteld overeenkomstig artikel 15, §§ 2 en 3, van het decreet van 4 april 2019.

§ 2. Wanneer de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in België heeft, wordt de betaling volgens de richtlijnen van de bevoegde ambtenaar verricht:

1° overeenkomstig paragraaf 1, eerste lid, 1° of 3°;

2° in contanten indien de bevoegde ambtenaar behoort tot het operationele kader van de lokale of federale politie.

Voor de betalingen in contanten bedoeld in het eerste lid, wordt het bedrag in euro betaald met bankbiljetten en munten van 1 euro of 2 euro of 50 cent. Het gebruik van munten wordt beperkt tot maximum 100 €.

Afdeling 4. — In geval de overtreder niet wordt onderschept

Art. 12. § 1. In geval de overtreder niet wordt onderschept, wordt een bericht van overtreding naar de vermoedelijke dader gestuurd.

§ 2. Het bericht van overtreding vermeld minstens:

1° de identiteit van de vermoedelijke dader;

2° datum, tijd en plaats van de overtreding;

3° de beschrijving van de overtreding of van de samenvallende overtredingen alsook het opschrift van de geschonden wettelijke bepalingen;

4° in voorkomend geval, de aanwezige verkeerstekens op de dag van de feiten;

5° de identificatie van het voertuig;

6° de referenties van de bevoegde ambtenaar of, in voorkomend geval, de identificatie van de automatisch werkende inrichting met de meettoleranties die gelden op de vervaldatum van de laatste kalibratie;

7° het bedrag van de verlaagde administratieve geldboete ;

8° de mogelijkheid om, in voorkomend geval, een alternatieve opleiding te volgen ;

9° de betalingsmodaliteiten ;

10° de uiterste datum voor de betaling ;

11° de vermelding van het bedrag van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete en het bedrag van de administratieve geldboete bij niet-betaling van de verlaagde administratieve geldboete ;

12° de termijn en de procedures voor het instellen van een beroep ;

13° de toegangsmodaliteiten tot de beschermde website waartoe alleen de overtreder toegang heeft om de gegevens met betrekking tot de overtreding te raadplegen ;

14° de vermeldingen bedoeld in artikel 41, § 5, van het decreet van 4 april 2019 en die bedoeld krachtens de artikelen 13 en 14 van de AVG of de verwijzing naar de beschermde website waartoe alleen de overtreder toegang heeft om deze te raadplegen in geval van toezending langs elektronische weg.

§ 3. Het bericht van overtreding en de kennisgeving bedoeld in artikel 16, evenals de herinneringen daaraan, mogen uitsluitend elektronisch naar de bestemmeling worden verzonden zodra deze zijn vrije, voorafgaande, specifieke en geïnformeerde toestemming heeft gegeven om alleen elektronische communicatie te ontvangen.

§ 4. Wanneer de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, wordt het bericht van overtreding opgesteld in de taal van het kentekenbewijs, indien beschikbaar, of in een van de officiële talen van de Lidstaat van inschrijving voor:

1° de overtredingen bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 of 23 van het decreet van 4 april 2019,

2° de overtredingen van het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan die het voorwerp uitmaken van een internationale overeenkomst die dit vereist.

§ 5. Het bericht van overtreding kan elektronisch worden bezorgd volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten.

§ 6. De betaling wordt verricht:

1° via overschrijving;

2° via bank- of kredietkaart op internet of enige andere vorm van elektronische betaling die door de overheid ter beschikking wordt gesteld, op voorwaarde dat deze diensten beschikbaar zijn.

De betaling wordt verricht binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de ontvangst van het bericht van overtreding. De datum van betaling door de bankinstelling dient als bewijs van de datum van betaling.

Afdeling 5. — Bezwaar

Art. 13. § 1. Indien de overtreder niet wordt onderschept, kan hij, eventueel vertegenwoordigd door zijn advocaat, binnen tien dagen na ontvangst van het bericht van overtreding per aangetekend schrijven een klacht indienen tegen de verlaagde administratieve boete.

§ 2. Het bezwaar wordt, op straffe van nietigheid, geformaliseerd volgens de instructies in het bericht van overtreding of op de daarin vermelde website.

Het bezwaar bevat de referentie van het bericht van overtreding alsook een van de volgende documenten:

1° de ontvangst van de indiening van de klacht wegens diefstal of vernieling van het voertuig of ontneming van de kentekenplaat, of een kopie van de verklaring van vernietiging van het voertuig;

2° de vermelding van de overtreder, meer bepaald zijn identiteit en adres, alsook de referentie van het rijbewijs van de persoon die het voertuig bestuurde toen de overtreding is vastgesteld;

3° de elementen die de overmacht aantonen of die bewijzen dat de indiener van het bezwaar niet de bestuurder was op het moment van de feiten.

HOOFDSTUK 4. — Lossing en immobilisatie van het voertuig

Art. 14. In geval van overtreding van artikel 3 van het decreet van 4 april 2019 kan de bevoegde ambtenaar tot de lossing overgaan in de volgende gevallen:

1° meer dan tien procent overlading ten opzichte van de maximaal toegestane massa van het voertuig of van de voertuigencombinatie, het lossen van de overtollige lading;

2° meer dan twintig procent overlading ten opzichte van de door de fabrikant aangegeven maximaal toegestane massa, volledige lossing en technische keuring.

Art. 15. Om de immobilisatie bedoeld in artikel 34, § 2, van het decreet van 4 april 2019 te verzekeren, verwijdert de bevoegde ambtenaar de boorddocumenten, contactsleutels of plaatst hij wielklemmen of kettingen.

HOOFDSTUK 5. — Uitvoerbare verlaagde administratieve boete

Art. 16. § 1. De kennisgeving van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete bedoeld in artikel 36 van het decreet van 4 april 2019 vermeldt minstens:

1° de gegevens bedoeld in artikel 12, § 2, 1° tot 6°, 13° en 14°;

2° de referentie van het bericht van overtreding;

3° het bedrag van de uitvoerbare verlaagde administratieve boete;

4° de betalingsmodaliteiten;

5° de uiterste datum voor de betaling;

6° de vermelding van het bedrag van de administratieve geldboete bij gebreke aan betaling;

7° de termijn en modaliteiten voor het instellen van een beroep bij de ambtenaar van de administratieve overheid, waarbij wordt vermeld dat de overtreder het recht heeft om:

a) binnen vijftien dagen na ontvangst van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete per aangetekende brief zijn verweermiddelen schriftelijk in te dienen;
b) binnen dezelfde termijn per aangetekende brief vragen om zijn verweermiddelen mondeling te kunnen voorleggen;
c) zich door een raadsman te laten vertegenwoordigen of bijstaan;
d) zijn dossier te raadplegen.

§ 2. Wanneer de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, wordt de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete opgesteld in de taal van het kentekenbewijs, indien beschikbaar, of in een van de officiële talen van de Lidstaat van inschrijving voor:

1° de overtredingen bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 of 23 van het decreet van 4 april 2019;

2° de overtredingen van het decreet van 4 april 2019 of de uitvoeringsbesluiten ervan die het voorwerp uitmaken van een internationale overeenkomst die dit vereist.

§ 3. De betaling wordt verricht binnen vijftien dagen volgend op de dag van ontvangst van de uitvoerbare verlaagde administratieve boete.

De betalingswijzen bedoeld in artikel 11, § 1, 2° en 3° zijn van toepassing.

Art. 17. § 1. Overeenkomstig artikel 36, derde lid, van het decreet van 4 april 2019, kan de overtreder, eventueel vertegenwoordigd door zijn advocaat, bij aangetekende brief beroep instellen tegen de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete bij de ambtenaar van de administratieve overheid.

§ 2. Het beroep wordt, op straffe van nietigheid, geformaliseerd volgens de instructies in de kennisgeving van de uitvoerbare verlaagde administratieve geldboete of op de door haar aangewezen website met de vermelde referentie.

De datum van verzending geldt als datum van indiening van het beroep.

De procedure bedoeld in artikel 28, § 1, artikel 2 en artikel 3, en §§ 2 tot 11, van het decreet van 4 april 2019, is van toepassing.

De adviseur bestuurlijke vervolging bezorgt aan de administratie die, binnen de Waalse Overheidsdienst, bevoegd is voor de inning van schuldvorderingen, de onbetaalde uitvoerbare verlaagde administratieve geldboetes die verschuldigd zijn en die hij uitvoerbaar verklaart.

HOOFDSTUK 6. — Overlegmodaliteiten voor de installatie van vaste uitrustingen

Art. 18. Het overleg bedoeld in artikel 16, zevende lid, van het decreet van 4 april 2019 heeft tot doel:

1° de toelichting bij de voornemens van de bevoegde overheden;

2° de opmerkingen van de bevoegde overheden die aan het overleg deelnemen;

3° de bespreking betreffende het geïntegreerde administratieve, strafrechtelijke en politiële beleid op het gebied van opsporing, vaststelling en vervolging van verkeersovertredingen met het oog op de vaststelling van de plaats en de omstandigheden van het gebruik van vaste meetinstrumenten;

4° de maatregelen om te zorgen voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten om bovengenoemd beleid te verwezenlijken.

De overheden die bevoegd zijn op het gebied van onderzoek en vervolging van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en die op territoriaal vlak verantwoordelijk zijn voor de plaats, de installatie en het gebruik van een of meerdere vaste meetinstrumenten, nemen deel aan het overleg.

De bevoegde overheden voor het overleg zijn de volgende:

1° voor de gerechtelijke overheden, de Procureur(s) des Konings voor de controletoestellen voor snelheidsovertredingen;

2° voor de politionele overheden:

a) de directeur(s)-coördinatoren van de bestuurlijke politie;
b) de Korpschef(s) van de lokale politie of een vertegenwoordiger van de directie van de verbindingswegen van de federale politie;
c) de voorzitter van het politiecollege in een meergemeentenpolitiezone;
d) de personen die verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van de bevoegde ambtenaren bedoeld in hoofdstuk III van het decreet van 4 april 2019 wanneer de vaste meetinstrumenten hen betreffen of wanneer zij belast zijn met het operationele beheer van die instrumenten;

3° voor de bestuurlijke overheden:

a) de burgemeester(s);
b) de wegbeheerder(s);
c) de Minister;
d) de adviseur bestuurlijke vervolging.

De wegbeheerders voor paragraaf 3, 3°, b) zijn:

a) de Minister bevoegd voor openbare werken of zijn afgevaardigde als het gaat om een gewestweg;

b) de burgemeester als het gaat om een gemeenteweg;

c) in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de openbaarvervoersmaatschappij;

d) in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de “Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures - SOFICO” (Waalse Maatschappij voor de aanvullende financiering van de infrastructuren - SOFICO).

Elk van de partijen kan zich laten vertegenwoordigen door één of meerdere gemachtigden.

Art. 19. Het bestuur of de personen bedoeld in artikel 18, derde lid, 3°, roept de bevoegde overheden voor het overleg bijeen.

De afwezigheid van één of meerdere uitgenodigde bevoegde overheden kan niet leiden tot ongeldigheid van het overleg.

Art. 20. § 1. De overeenkomsten over de plaatsing en de gebruiksomstandigheden van de vaste uitrusting of uitrustingen worden vastgelegd in een protocol.

Dit protocol vermeldt:

1° het akkoord van de wegbeheerder voor de plaatsing op de openbare weg waarover hij het beheer heeft, van de vaste uitrusting(en) voor automatisch werkende meetinstrumenten in afwezigheid van een bevoegd persoon;

2° de modaliteiten met betrekking tot de meetinstrumenten.

§ 2. Op gemotiveerd verzoek van één van de bevoegde overheden om een wijziging aan de overeenkomsten door te voeren, roept het Bestuur een nieuw overleg samen.

HOOFDSTUK 7. — Centraal bestand en verwerking van de persoonsgegevens

Art. 21. § 1. Het centrale bestand bestaat uit een gegevensbank die de in paragraaf twee bedoelde gegevens en inlichtingen zodanig structureert dat zij gemakkelijk kunnen worden verwerkt en opgevraagd met het oog op de doeleinden bedoeld in artikel 41, § 2, van het decreet van 4 april 2019.

§ 2. De gegevens met betrekking tot controles, vaststellingen, vervolgingen en sancties zijn uitsluitend toegankelijk voor de in artikel 41, lid 2, van het decreet van 4 april 2019 bedoelde personen, door middel van een geauthentiseerde, multifactoriële en getraceerde verbinding.

De raadpleging van gegevens wordt geregeld door de persoonlijke toegangsrechten die aan elke gebruiker van de toepassing worden verleend naar gelang van zijn rol bij de gegevensverwerking. De getraceerde gegevens worden gedurende tien jaar bewaard.

Het logbestand bevat voor elke raadpleging informatie over wie toegang had, welke categorieën gegevens en voor welk doel.

Art. 22. De verwerkingsverantwoordelijke van het centrale bestand bedoeld in artikel 41, § 4, van het decreet van 4 april 2019 van de persoonsgegevens is de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur.

Art. 23. § 1. De nuttige gegevens voor de goede uitvoering van het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan, kunnen worden uitgewisseld met door de Minister aangewezen dienstverleners.

Deze gegevens zijn:

1° het notitienummer en de datum van het proces-verbaal;

2° de naam, voornaam, de woon- of verblijfplaats van de overtreder, of indien het gaat om een rechtspersoon, de benaming, rechtsvorm en maatschappelijke zetel, of desgevallend van de houder van de kentekenplaat of van de burgerlijk aansprakelijke;

3° de identiteit van de bestuurder van het voertuig;

4° het rijksregisternummer van desgevallend de overtreder, de bestuurder van het voertuig, de houder van de kentekenplaat of de burgerlijk aansprakelijke;

5° het ondernemingsnummer of het vestigingsnummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen;

6° de identificatiegegevens van het voertuig met name de kentekenplaat en het type voertuig;

7° de aard van de overtreding(en);

8° de plaats, datum en tijdstip waarop de inbreuk werd vastgesteld;

9° de aanwezige verkeerstekens op de dag van de feiten;

10° het opschrift van de wettelijke of reglementaire teksten die de geschonden bepalingen bevatten;

11° het bedrag van de verlaagde administratieve boete;

12° de informatie betreffende de apparatuur waarmee de overtreding is vastgesteld;

13° de gestructureerde mededeling;

14° het rekeningnummer van de bestemmeling;

15° de coördinaten van de politiezone, van de dienst van de federale politie of van de dienst controle van de Waalse Overheidsdienst;

16° de coördinaten van de dienst van de adviseur bestuurlijke vervolging;
17° de gegevens inzake de stand van het dossier;

18° de identificatienummers van de verrichting ;

19° het rekeningnummer van de opdrachtgever en zijn coördinaten;

20° de gegevens bedoeld in artikel 16, § 1.

§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde gegevens mogen alleen via een beveiligde lijn met de dienstverlener worden uitgewisseld met het oog op:

1° het opstellen van de berichten van overtreding en van de kennisgevingen bedoeld in artikel 16, het aanmaken van de overschrijvingsformulieren met een gestructureerde mededeling en het geautomatiseerd printen of onder omslag brengen van deze documenten die conform de procedures bedoeld in het decreet van 4 april 2019 aan de overtreder worden toegezonden;

2° het verzenden van de documenten bedoeld onder 1° en van de bijgevoegde processen-verbaal;

3° de opvolging van de betaling en herinneringen van administratieve geldboetes, verlaagde administratieve geldboetes, verlaagde uitvoerbare administratieve geldboetes en eventuele herinneringen;

4° het beheer van een callcenter en een steundienst voor de behandeling van administratieve en financiële vragen met betrekking tot de beëindiging van de administratieve actie tegen betaling van een geldsom;

5° de oprichting en beheer van een website voor de betaling en betwisting van, alsmede het ter beschikking stellen van algemene informatie en de antwoorden op veel voorkomende vragen inzake, de beëindiging van de administratieve actie tegen betaling van een geldsom;

6° de gedetailleerde verslaggeving over de door de dienstverlener verrichte handelingen, bedoeld onder 1° tot 5°, bezorgd aan de adviseurs bestuurlijke vervolging.

Iedere andere bewerking is verboden.

§ 3. De gegevens in het computersysteem van de dienstverlener worden gewist zodra zij niet langer relevant zijn voor de in paragraaf 2 bedoelde verrichtingen, en uiterlijk zes maanden na de datum waarop de inbreuk werd vastgesteld.

HOOFDSTUK 8. — Samenwerking inzake strafbeleid

Art. 24. De vertegenwoordiging in de expertisenetwerken opgericht krachtens de artikelen 3 tot 5 van het samenwerkingsakkoord van 7 januari 2014 tussen de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het strafrechtelijk beleid en het veiligheidsbeleid, wordt, wanneer zij betrekking hebben op aangelegenheden die verband houden met het decreet van 4 april 2019, verzekerd door de adviseurs bestuurlijke vervolging.

HOOFDSTUK 9. — Overkoepelende bepalingen

Art. 25. De overtreder mag slechts één betaalmiddel gebruiken om de verlaagde administratieve boete, de waarborgsom, de administratieve geldboete of de bedragen bedoeld in artikel 34, § 1, derde lid, van het decreet van 4 april 2019 te betalen.

Art. 26. De geïnde, geconsigneerde of teruggevorderde sommen in contanten worden periodiek, na aftrek van de kosten, gestort op een daartoe bestemde rekening van de Waalse Overheidsdienst.

Art. 27. Overeenkomstig artikel 44, § 2, van het decreet van 4 april 2019, worden de kennisgevingen bedoeld in het decreet van 4 april 2019 en de uitvoeringsbesluiten ervan geacht te zijn ontvangen op de veertiende dag na de data van verzending.

HOOFDSTUK 10. — Slotbepalingen

Art. 28. In het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van overtredingen inzake het wegverkeer, wordt aanhangsel 1 in bijlage 1, a), ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juli 2013 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 2019, opgeheven.

Art. 29. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 2006, 7 april 2007, 9 januari 2013 en 28 maart 2013 en bij de wet van 3 augustus 2016, wordt een punt 39/1° ingevoegd, luidend als volgt:

39/1° Het verkeersbord C21 niet in acht nemen 5 en 68.3 (verkeersbod C21)

Het woord "verkeersbod" dient gelezen te worden als "verkeersbord".

Art. 30. Dit besluit treedt in werking op 30 april 2023.

Het decreet van 4 april 2019 betreffende de administratieve geldboetes inzake verkeersveiligheid treedt in werking op 30 april 2023 met uitzondering van de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 21, 22, 23, 31, 44, § 1, lid 1, 1° tot 8°, 10° tot 14° en16°, en 52 die op 1 maart 2024 in werking treden.

Art. 31. De Minister bevoegd voor Verkeersveiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage