HOOFDSTUK I. — Begripsomschrijving

Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :

1° het decreet van 26 mei 2016 : het decreet van 26 mei 2016 betreffende de slepen van langere en zwaardere voertuigen (LZV’s of ecocombi’s) in het kader van proefprojecten;

2° de Minister : de Minister van Openbare Werken;

3° beheer: de Directie van de Regelgeving van de Verkeersveiligheid en de Wegcontrole van het departement van de Regelgeving en de Regulering van het Vervoer van de Waalse overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur;

Het woord "beheer" dient gelezen te worden als "bestuur".

4° het technisch reglement : het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen en de wijzigingen ervan;

5° LZV : de sleep van voertuigen bedoeld in artikel 1 van het decreet van 26 mei 2016 met een maximale lengte van 25,25 meter en een maximale massa van 60 ton.

HOOFDSTUK II. — Voertuigen, last en bestuurder

Art. 2. Voor het vervoer van intermodale vervoerseenheden wordt alleen het vervoer vanuit of naar de Waalse multimodale terminals toegelaten.

Art. 3. § 1. De bestuurder van een LZV:

1° heeft een bewijs van geschiktheid om een LZV te besturen;

2° heeft ten minste vijf jaar ervaring met het besturen van een combinatie van een trekkend voertuig en een aanhangwagen waarvoor een rijbewijs C+E vereist is;

3° werd het recht niet ontzegd om een motorvoertuig te besturen als hoofdstraf gedurende meer dan vijftien dagen in de laatste drie jaar;

4° begrijpt ten minste één van de drie landstalen en kan zich daarin uitdrukken.

§ 2. Het verkeer van treinen met langere en zwaardere voertuigen is verboden wanneer het Koninklijk Meteorologisch Instituut het volgende aankondigt:

1° gladde of mistige omstandigheden, code oranje of rood;

2° wind, regen of storm met code rood.

§ 3. Wanneer de in § 2 bedoelde omstandigheden zich voordoen tijdens het vervoer of wanneer de toegestane reisweg niet kan worden gevolgd ten gevolge van een incident of een obstakel, moet de bestuurder, om zijn reis te kunnen voortzetten, de trein van voertuigen demonteren op een plaats waar dit mogelijk is zonder de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar te brengen.

§ 4. De paragrafen 2 en 3 gelden onverminderd de voorschriften van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Art. 3/1. De bestuurder krijgt het bekwaamheidsattest beoogd in artikel 3, § 1, 1°, indien hij een opleiding heeft gevolgd en geslaagd is voor het examen. De minister bepaalt de voorwaarden met betrekking tot de inhoud van de theoretische en praktische opleiding en de organisatie van het examen.

De LZV-opleider stuurt de resultaten van de test naar de autoriteiten binnen vijf dagen na de datum waarop de bestuurder de test heeft afgelegd. De autoriteiten geven binnen de veertien dagen na de datum waarop de bestuurder de test heeft afgelegd een verklaring van geschiktheid af, waarvan het model door de minister wordt vastgelegd.

Het bewijs van bekwaamheid is onbeperkt geldig.

HOOFDSTUK III. — Vergunning

Art. 4. § 1. De Minister bepaalt de modaliteiten betreffende de vergunningsprocedure.

Voor de indiening van een vergunningsaanvraag wordt het traject door de bestuurder verkend met het oog op het goede verloop van de geplande trajecten wat betreft de veiligheid en de vlotte verkeersdoorstroming, om beschadiging van de openbare weg, de bouwwerken die erop gevestigd zijn en de aangelande eigendommen te voorkomen en om de overige gebruikers voor negatieve effecten te behoeden.

De vergunning heeft een duur van twee jaar en kan verlengd worden even vaak als de duur waarin het proefproject van kracht is, het toelaat.

Het aantal vergunningen en het aantal voertuigen en bestuurders met een vergunning kunnen door de Minister beperkt worden.

§ 2. De vergunning vermeldt minstens :

1° de houders van de vergunning, namelijk de bestuurder, de producent/verlader en de klant van de vervoershandeling betreffende het toegelaten traject;

2° de toegelaten combinaties van voertuigen;

3° het te volgen gedetailleerde traject, met inbegrip van de richting;

4° de persoonlijke gegevens van elke bestuurder en de gegevens betreffende het rijbewijs alsook, in voorkomend geval, van het in artikel 3, 1°, bedoelde geschiktheidattest;

5° een beschrijving van de vervoerde goederen : hun aard, de verpakkingswijze, de beschrijving en de eventuele bijzondere eigenschappen;

6° de duur van de vergunning;

7° de te treffen maatregelen om de veiligheid en de vlotte verkeersdoorstroming te waarborgen, om beschadiging van de openbare weg, de bouwwerken die erop gevestigd zijn en de aangelande eigendommen te voorkomen.

§ 3. Er wordt een afschrift van de vergunning aan boord van het voertuig bewaard.

§ 4. Het bedrijf dat houder is van de vergunning, antwoordt op elke informatieaanvraag betreffende de proefprojecten gericht door de Minister of het Bestuur.

HOOFDSTUK IV. — Evaluatie

Art. 5. Het bestuur organiseert de jaarlijkse evaluatie van het proefproject in het licht van de volgende aspecten :

1° verkeersveiligheid;

2° gebruik;

3° duurzaamheid en modal shift;

4° economische aspecten;

5° infrastructuur;

6° bestuurders en voertuigen.

Art. 6. De begunstigden van een VLL-vergunning zijn gehouden alle gegevens die ze bezitten over de verrichte voertuigen met het oog op een evaluatie volgens de voorschriften van het Bestuur over te maken. Zoniet kan de vergunning ingetrokken worden.

HOOFDSTUK V. — Slotbepalingen

Art. 7. De Minister bepaalt de duur en de datum van aanvang van het proefproject. Hij kan de duur van het proefproject verkorten naar gelang van de conclusies van de in artikel 4 van het decreet bedoelde evaluatieverslagen of op elk ogenblik indien het proefproject de veiligheid, de vlotheid van het verkeer, de infrastructuur, de andere weggebruikers of de duurzame vervoerwijzen op ernstige wijze aantast.

Art. 8. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat op de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, behalve voor artikel 3, 1°, waarvan de datum van inwerkingtreding door de Minister wordt bepaald.

Art. 9. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE 1

PDF