Artikel 1. Voor het toepassen van de procedure die in dit besluit wordt geregeld, kunnen de volgende personen door de procureur-generaal bij het hof van beroep worden gemachtigd:

1° de personeelsleden van het operationeel kader van de federale en lokale politie;

2° de wegeninspecteurs, vermeld in artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport.

Art. 2. § 1. Als de personen, vermeld in artikel 1, een inbreuk die is opgenomen in bijlage 2 of 3, die bij dit besluit zijn gevoegd, vaststellen, kunnen zij, onder de voorwaarden vermeld in artikel 4bis, § 1 van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, een onmiddellijke inning voorstellen. Het tarief van de onmiddellijke inning is gelijk aan de optelsom van de bedragen die per vastgestelde inbreuk zijn opgenomen in de voormelde bijlagen.

In afwijking van het eerste lid, is de onmiddellijke inning uitgesloten als de som van de bedragen per inbreuk, vermeld in bijlage 2 en 3 die bij dit besluit zijn gevoegd, bij dezelfde controle ten laste van dezelfde overtreder meer dan 3500 euro bedraagt.

§ 2. Als de personen, vermeld in artikel 1, een inbreuk die is opgenomen in bijlage 2 of 3, die bij dit besluit zijn gevoegd, vaststellen en de overtreder geen woonplaats of vaste verblijfplaats in België heeft, geeft de overtreder aan de personen vermeld in artikel 1 een bedrag in consignatie. Het tarief van de consignatie is gelijk aan de optelsom van de bedragen die per vastgestelde inbreuk zijn opgenomen in de voormelde bijlagen.

De consignatie is niet vereist als de overtreder de onmiddellijke inning, vermeld in paragraaf 1, betaald heeft.

Art. 3. § 1. De onmiddellijke inning of de consignatie gebeurt met een betaalterminal.

In bijzondere omstandigheden kunnen andere wijzen van betaling dan de betaalterminal, vermeld in het eerste lid, toegestaan worden. In voorkomend geval worden de redenen daarvoor in het proces-verbaal genoteerd.

De onmiddellijk geïnde of geconsigneerde sommen worden minstens één keer om de twee weken gestort op de rekening van een rekenplichtige van de administratie die bevoegd is voor de belasting over de toegevoegde waarde.

§ 2. Als de onmiddellijke inning conform artikel 2, paragraaf 1, mogelijk is en de som, vermeld in artikel 2, paragraaf 1, niet onmiddellijk is geïnd kunnen de personen vermeld in artikel 1, binnen veertien dagen na de dag waarop de inbreuk is vastgesteld, samen met het afschrift van het proces-verbaal, een voorstel tot onmiddellijke inning aan de overtreder verzenden.

Het voorstel tot onmiddellijke inning, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende gegevens:

1° de te betalen som;

2° de vereiste betalingsgegevens;

3° de gevolgen in geval van niet-tijdige betaling.

De overtreder beschikt over een vervaltermijn van tien dagen na de dag waarop het voorstel tot onmiddellijke inning conform het eerste lid werd verzonden, om de som te betalen.

Art. 4. § 1. Als de overtreder de onmiddellijke inning heeft betaald of een bedrag in consignatie heeft gegeven, vermelden de personen vermeld in artikel 1 het onmiddellijk geïnde of in consignatie gegeven bedrag in het proces-verbaal.

De personen, vermeld in artikel 1, bezorgen een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder en aan het Openbaar Ministerie.

Als er ter plaatse geen afschrift van het proces-verbaal wordt overgemaakt aan de overtreder, bezorgen de personen vermeld in artikel 1, een bewijs van betaling van de onmiddellijke inning of de consignatie.

Het bewijs van betaling bevat al de volgende informatie:

1° de identiteit van de overtreder;

2° de plaats, de datum en het tijdstip van de inbreuk;

3° de geschonden bepalingen;

4° het bedrag van de onmiddellijke inning;

5° waarom er niet betaald werd door middel van een betaalterminal.

Art. 5. De volgende gegevens worden verwerkt in uitvoering van dit besluit:

1° beeldopnames waaruit de inbreuk blijkt;

2° het proces-verbaal, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid;

3° het bewijs van betaling, vermeld in artikel 4, § 1, derde lid;

4° het bewijs van verzending van een afschrift van het proces-verbaal aan de overtreder en het Openbaar Ministerie, vermeld in artikel 4, § 1, tweede lid;

5° het voorstel tot onmiddellijke inning, vermeld in artikel 3, § 2, tweede lid.

De dienst waartoe de verbalisant behoort, is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).

De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden verzameld en verwerkt voor het toezicht op de naleving van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden tien jaar bijgehouden nadat de som, vermeld in artikel 2, is betaald, of, in geval van niet-betaling, nadat de procureur des Konings op de hoogte is gebracht van de vastgestelde inbreuken.

Art. 6. (Opgeheven)

Art. 7. (Opgeheven)

Art. 8. (Opgeheven)

Artikel 9

Artikel 5, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen wordt vervangen als volgt:

“Wanneer een consignatie tezelfdertijd verschuldigd is op basis van onderhavig besluit en het koninklijk besluit van 01 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen of het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten of het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, mag deze forfaitaire som van 110 EUR slechts eenmaal worden gevorderd.”.

Artikel 10

Artikel 6, vierde lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2006, wordt vervangen als volgt:

“Wanneer een consignatie tezelfdertijd verschuldigd is op basis van onderhavig besluit en het koninklijk besluit van 01 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen of het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten of het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, mag deze forfaitaire som van 110 EUR slechts eenmaal worden gevorderd.”.

Artikel 11

Artikel 6 van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten wordt aangevuld als volgt:

“Wanneer een consignatie tezelfdertijd verschuldigd is op basis van onderhavig besluit en het koninklijk besluit van 01 september 2006 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen of het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg of het koninklijk besluit van 24 maart 1997 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg van gevaarlijke goederen, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, mag deze forfaitaire som van 110 EUR slechts eenmaal worden gevorderd.”.

Artikel 12

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg wordt vervangen door bijlage 1 bij dit besluit.

De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit nog in omloop zijnde formulieren die voldoen aan bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg mogen verder gebruikt worden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits vermelding van de woorden “technische eisen bedrijfsvoertuigen”.

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking op 8 september 2006.

Artikel 14

Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Mobiliteit zijn belast, ieder wat haar/hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg.

Bijlage 2. Lijst van de te innen sommen voor inbreuken die zijn vastgesteld tijdens technische controles langs de weg van bedrijfsvoertuigen die zijn ingeschreven in België of in het buitenland, vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2018 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen
In bijlage 2 worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° het opschrift wordt vervangen door wat volgt:
“Bijlage 2 Lijst van de te innen sommen voor inbreuken die zijn vastgesteld tijdens technische controles langs de weg van bedrijfsvoertuigen die zijn ingeschreven in België of in het buitenland, vermeld in het Besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2018 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen”;
2° in punt 0. worden de woorden “EN TECHNISCHE KEURING” opgeheven;
3° de volgende rijen worden opgeheven:
0.3. Technische keuring van het voertuig
a) De bestuurder kan geen geldig keuringsbewijs voorleggen waaruit blijkt dat het voertuig de verplichte technische controle heeft ondergaan. € 1000
b) De bestuurder kan geen geldig keuringsbewijs voorleggen, maar het bestaan van het keuringsbewijs wordt onmiddellijk aangetoond. € 75
c) Het voorgelegde keuringsbewijs is vals, werd vervalst of vernietigd of de erop voorkomende gegevens werden vervalst of vernietigd. € 2500
Bijlage 3. Lijst van de te innen sommen voor inbreuken met betrekking tot het keuringsbewijs